In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Ghanese man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, omdat hij lijdt aan verschillende ernstige gezondheidsproblemen, waaronder diabetes en een infectie aan zijn been. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die zich baseerde op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), waarin werd gesteld dat eiser medisch gezien in staat was om te reizen en dat de benodigde medische zorg in Ghana beschikbaar was.
Eiser betwistte deze afwijzing en voerde aan dat de voorgestelde amputatie van zijn been geen redelijk alternatief was voor de noodzakelijke medische behandeling die hij in Nederland zou ontvangen. Hij stelde dat de amputatie zou leiden tot blijvende invaliditeit en een ernstige verslechtering van zijn gezondheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de amputatie een adequate oplossing was en dat de gevolgen van de amputatie voor eiser niet waren meegenomen in de beoordeling. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met de vergewisplicht en dat er sprake was van een motiveringsgebrek.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de specifieke omstandigheden van eiser. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep had beslist. Eiser werd in de proceskosten vergoed.