Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.S. Sewdajal, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring en een aanvullend terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel. De maatregel van bewaring was opgelegd op 6 april 2022, met als doel de identiteit en nationaliteit van eiser vast te stellen en gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van een asielaanvraag. Eiser had eerder een terugkeerbesluit ontvangen op 6 november 2018, maar had hieraan geen gevolg gegeven.
Tijdens de zitting op 2 mei 2022 heeft eiser betoogd dat een lichter middel dan de maatregel van bewaring mogelijk was, aangezien hij bereid was om mee te werken met de autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen te groot was, gezien de eerdere illegale inreis en het niet opvolgen van het terugkeerbesluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het aanvullend terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 mei 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.