Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die op 13 april 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.C. van Asperen, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tijdens de zitting op 2 mei 2022 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waaronder de stelling dat hij niet naar Italië wil worden overgedragen en dat de gronden voor de maatregel onvoldoende zijn om een risico op onttrekking aan het toezicht te rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware grond onder 3a, die betrekking heeft op de wijze van binnenkomst in Nederland, feitelijk juist is en voldoende onderbouwd. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat hij afhankelijk is van leefgeld van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, wat bijdraagt aan het risico van onttrekking aan het toezicht.
De rechtbank heeft ook de stelling van eiser dat de overdracht onvoldoende voortvarend is ter hand genomen, verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring binnen de wettelijke termijn van zes weken valt en dat de vertraging te wijten is aan de afhankelijkheid van de medewerking van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser dat er met een lichter middel volstaan had kunnen worden, eveneens afgewezen, omdat de gronden voor de maatregel voldoende zijn om het risico van onttrekking te onderbouwen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 mei 2022.