Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 1 mei 2022 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin hij in bewaring was gesteld.
De rechtbank overwoog dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest. Eiser betwistte de zware gronden die aan de bewaring ten grondslag lagen, en stelde dat hij Nederland niet illegaal had betreden en dat hij na zijn vertrek naar Polen geen verplichtingen had verzuimd. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij in Polen een bestaan had opgebouwd en dat zijn verblijf in Nederland feitelijk een voortzetting was van zijn eerdere verblijf.
De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en werd openbaar gemaakt op 6 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.