ECLI:NL:RBDHA:2022:11933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
13 november 2022
Zaaknummer
NL22.15644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Zuid-Sudanese eiser afgewezen wegens ongeloofwaardigheid van het conflict en rekrutering door het leger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Zuid-Sudanese eiser. De eiser, geboren op [geboortedag] 2000, heeft een asielaanvraag ingediend vanwege een conflict met een andere clan, waarbij hij vreest voor zijn leven. Hij stelt dat zijn broer iemand van de andere clan heeft gedood, wat heeft geleid tot een wraakactie van die clan. Eiser heeft verklaard dat hij eerder is aangevallen, maar geen documenten kan overleggen ter ondersteuning van zijn verhaal. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat hij het verhaal van de eiser ongeloofwaardig achtte.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 25 oktober 2022 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, mr. A. de Graaf, en er was een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen. Desondanks kan eiser zijn problemen ook aannemelijk maken met zijn eigen verklaringen. De rechtbank is echter van oordeel dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over het clanconflict niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in de redenen achter het conflict en de betrokkenheid van zijn broer.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris ook de rekrutering door het leger niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn verblijfplaats na de aanval en zijn verklaringen zijn niet consistent. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 november 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15644

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

ProcesverloopBij besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig N.B. Tut. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Zuid-Sudanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2000. Hij heeft een asielaanvraag ingediend, omdat hij vanwege een conflict met een andere clan voor zijn leven vreest. Eisers broer zou iemand van een andere clan hebben gedood. Als wraak zou de andere clan eiser daarom willen vermoorden. Zij hebben hem ook een keer aangevallen, maar eiser kon toen ontsnappen. Hij heeft als gevolg van de aanval in het ziekenhuis gelegen en er is aangifte gedaan tegen de aanvallers. Eiser heeft ook verklaard dat hij bang is voor rekrutering door het leger. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen, omdat hij het conflict en de rekrutering door het leger ongeloofwaardig vindt.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser heeft vanwege verschillende omstandigheden geen documenten om zijn verhaal te onderbouwen, maar hij heeft consistent en voldoende gedetailleerd verklaard over het conflict. Verweerder vindt het conflict daarom ten onrechte ongeloofwaardig. Ten onrechte werpt verweerder ook tegen dat eiser te weinig weet over (de oorsprong van) het langlopende conflict met de andere clan. Verweerder heeft hierbij geen rekening gehouden met de jonge leeftijd die eiser had. Eiser zou deze informatie toen ook met name van ouderen moeten hebben gekregen, maar een deel van hen leeft niet meer en ook is er vanwege een duidelijke hiërarchie nauwelijks contact tussen jongeren en ouderen. Eiser vindt het verder ook onzorgvuldig dat verweerder niet is ingegaan op het verzoek om beeldmateriaal van eiser te bekijken. Tot slot heeft verweerder de rekrutering van eiser door het leger ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Conflict met de andere clan
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in zijn besluit terecht heeft betrokken dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen. Dit neemt niet weg dat eiser zijn gestelde problemen ook aannemelijk kan maken met zijn eigen verklaringen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser over het conflict met de clan niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3.1.
Verweerder heeft van belang kunnen vinden dat eiser niet kan uitleggen waar het conflict met de andere clan over gaat en waarom die clan specifiek zijn broer heeft aangevallen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser in algemeenheden over het conflict heeft verklaard en niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zijn broer betrokken was (en zelfs doelwit was) van de aanval. Dit is des te meer van belang, omdat het hier gaat over de kern van eisers relaas. De enkele stelling dat eiser niet weet waar het conflict over gaat, omdat het conflict al lang bestaat en omdat hij jong was toen zij werden aangevallen, is onvoldoende. Verweerder heeft kunnen stellen dat het van eiser verwacht mag worden meer over het conflict en over de reden van de aanval te weten, aangezien dit ertoe leidde dat hij zijn land moest verlaten en hij hierdoor moest vrezen voor zijn leven. Eiser was tijdens de aanval weliswaar jong, maar verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser ook daarna geen enkele poging heeft gedaan om meer te weten te komen over het conflict met de betreffende clan.
3.2.
Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband bestaat tussen de moord die zijn broer heeft gepleegd en de aanval op hemzelf. Zoals verweerder terecht stelt, is dit alleen gebaseerd op vermoedens van eiser. Eiser verklaart dat hij de mannen die hem aanvielen niet goed heeft gezien, maar dat het wel leden van de betreffende clan moeten zijn geweest omdat hij geen andere vijanden heeft. Dit heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Ook verklaart eiser dat de autoriteiten later hebben bevestigd dat het om de betreffende clan ging. Hierop heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser ook dit niet met stukken heeft onderbouwd. Er zou volgens eisers verhaal namelijk aangifte zijn gedaan tegen de betreffende clanleden en de autoriteiten zouden hen hiervoor zelfs een boete hebben opgelegd.
3.3.
Verweerder heeft verder terecht gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn verblijfplaats nadat hij was aangevallen. Eiser verklaart enerzijds dat hij in die periode thuis verbleef, terwijl hij op een ander moment verklaart dat hij is ondergedoken bij een familielid. Dat eiser niet tegenstrijdig heeft verklaard, maar af en toe en ook hierover vooral over algemeenheden heeft verteld, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit passages uit het verslag van het nader gehoor geciteerd waaruit blijkt dat eiser op dit punt over zijn persoonlijke situatie heeft verklaard. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat de stelling van eiser, dat soldaten ook nog naar hem zochten toen hij in het vluchtelingenkamp zat, enkel is gebaseerd op vermoedens van eiser.
3.4.
Tot slot is de rechtbank het niet met eiser eens dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het aangeboden beeldmateriaal niet te bekijken. Eiser heeft tijdens het nader gehoor aangegeven dat hij met de video wil en kan aantonen waar hij vandaan komt. Verweerder vindt de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit, etniciteit en herkomst echter geloofwaardig. Het was volgens de rechtbank daarom voor verweerder niet nodig om de video van eiser te bekijken. De rechtbank is het ook eens met de toevoeging door verweerder op de zitting dat de enkele omstandigheid dat uit de video een andere leefwijze zou blijken van de mensen in het betreffende gebied, geen onderbouwing is voor de gestelde problemen van eiser.
Rekrutering door het leger
3.5.
Verweerder heeft volgens de rechtbank ook de rekrutering door het leger niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Hiertoe is van belang dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn verblijfplaats nadat de aanval had plaatsgevonden (zie in het bovenstaande onder 3.3.). Eiser verklaart dat hij meerdere keren in het bos heeft geschuild omdat militairen bij hem thuis in het dorp langskwamen. Tegelijkertijd heeft eiser verklaard dat hij ondergedoken zat bij een familielid op een uur afstand van zijn eigen dorp.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.