In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Kosovaarse eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D. Schaap, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod die op 29 maart 2022 door de verweerder waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet adequaat had doorgevraagd naar de situatie van de eiser, die twee minderjarige Nederlandse kinderen heeft. Dit gebrek aan zorgvuldigheid leidde tot de conclusie dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod onrechtmatig waren. De rechtbank vernietigde beide besluiten en kende de eiser een schadevergoeding toe van € 1.160,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 11 dagen. Daarnaast werden de proceskosten van de eiser, ter hoogte van € 1.518,-, vergoed door de Staat der Nederlanden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 april 2022.