ECLI:NL:RBDHA:2022:11900
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een V-nummer heeft, had op 7 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als reden dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 april 2022 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. In de uitspraak van dezelfde dag, onder zaaknummer NL22.6027, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. M.C. Verra, heeft in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder de uitspraak gedaan. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.