Overwegingen
Feiten en voorgeschiedenis
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2003 in Libanon en te behoren tot de Palestijnse bevolkingsgroep.
2. Eiser heeft eerder, op 9 november 2018, een asielaanvraag ingediend. In het besluit van 22 mei 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Aan deze afwijzing ligt ten grondslag dat verweerder eisers aanmelding bij Hamas , zijn vrees door Hamas te worden ingezet in een gewapend conflict en zijn vrees problemen te krijgen omdat hij wilde stoppen, niet geloofwaardig vindt. Het door eiser ingestelde beroep daartegen, is in de
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
uitspraak2 van 26 juli 2019 van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. Het besluit van 22 mei 2019 staat in rechte vast.3
3. Op 26 september 2021 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend. Deze aanvraag ligt ten grondslag aan het bestreden besluit. Ter onderbouwing van deze aanvraag heeft eiser twee documenten overgelegd. Het eerste document is een verklaring van Hamas waarin staat dat eiser lid is geweest van de organisatie. Het twee document is een telegram bericht van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (hierna: PLO) waarin staat dat eiser inmiddels gerechtelijk is veroordeeld voor zijn vertrek uit het vluchtelingenkamp [kamp] . Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Libanon problemen zal krijgen met Hamas omdat hij zonder toestemming is vertrokken uit het vluchtelingenkamp.
Het standpunt van verweerder
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Schoonmaken van kantoor van Hamas in het vluchtelingenkamp [kamp] ;
3. Deelname aan door Hamas georganiseerde activiteiten voor jongeren;
4. Aanmelding bij Hamas , vrees om te worden ingezet in een gewapend conflict en vrees voor problemen omdat eiser niet meer verder wilde gaan.
5. Verweerder vindt de eerste drie relevante elementen geloofwaardig. Het vierde relevante element vindt verweerder ongeloofwaardig. Nu de verklaringen van eiser over zijn lidmaatschap en de gerechtelijke procedure ongeloofwaardig worden geacht, is het volgens verweerder ook niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Libanon een gegronde vrees heeft voor vervolging of een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.4 Verweerder heeft daarom de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Eiser is het hier niet mee eens. De rechtbank gaat hieronder in op de geschilpunten.
Over element 4: vrees voor Hamas
7. De rechtbank stelt eerst vast dat partijen enkel in geschil is of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het vierde element van eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. In dit verband heeft verweerder benadrukt dat eiser niet heeft betwist dat volgens verweerder geen sprake is van vrees voor vervolging op basis van de andere drie elementen die door verweerder wel geloofwaardig zijn bevonden. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de argumenten die hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht en verzoekt de rechtbank deze argumenten in de beroepsprocedure als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze is ingegaan. Eiser maakt niet concreet inzichtelijk waarom deze motivering niet juist zou zijn, noch op welke punten van zijn
3 In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2019 is de uitspraak van de rechtbank van 26 juli 2019 bevestigd.
4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
zienswijze verweerder niet, althans onvoldoende is ingegaan. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom gaat de rechtbank aan deze beroepsgrond voorbij.
8. Eiser voert verder – samengevat – aan dat verweerder teveel waarde heeft gehecht aan zijn verklaringen. Met het overleggen van de twee documenten heeft eiser wel degelijk aannemelijk gemaakt dat zijn vrees voor Hamas reëel is. Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderkend.
9. De rechtbank van oordeel dat verweerder eisers asielrelaas (opnieuw) ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
10. Over het document van Hamas heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat het feit dat de naam van eisers moeder handmatig is bewerkt, afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van het document. Eiser heeft geen goede verklaring voor de handmatige wijziging en brengt daar alleen tegenin dat verweerder onvoldoende uitlegt waarom een handmatig gewijzigd document afbreuk doet aan de authenticiteit daarvan. Verweerder heeft deze verklaring onvoldoende mogen vinden en daarover terecht gesteld dat iedereen een document kan wijzingen en aanpassen.
11. Daarnaast heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat niet valt in te zien waarom het document niet eerder is overgelegd en dat eiser daar geen goede verklaring voor heeft gegeven. De verklaring van eiser dat het voor hem eerder onduidelijk was dat hij documenten moest overleggen om zijn asielaanvraag te onderbouwen, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Ter zitting heeft de rechtbank eiser nog voorgehouden dat hij tijdens zijn vorige asielprocedure ook werd bijgestaan door een gemachtigde, maar desgevraagd heeft eiser ter zitting ook gen verklaring kunnen geven voor het feit dat het document niet al eerder is ingebracht.
12. Ook heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat eiser pas in de gronden van beroep informatie geeft over wat zijn vader heeft moeten doen om het document van Hamas te kunnen verkrijgen. Eiser geeft als verklaring voor deze late toelichting dat hij eerder dacht dat het document voor zich zou spreken. Verweerder heeft deze verklaring onvoldoende mogen vinden omdat in gehoor van 28 februari 2022 aan eiser duidelijk wordt medegedeeld dat het belangrijk is dat hij meer kan vertellen over de documenten en op welke wijze hij deze documenten heeft verkregen. Tijdens het gehoor is door de gehoormedewerker ook een pauze ingelast zodat eiser telefonisch contact op kon nemen met zijn vader. Nu het eiser in ieder geval bij gehoor duidelijk had moeten zijn dat hij met meer informatie moest komen, valt niet in te zien dat eiser pas in de beroepsgronden met een nadere toelichting komt. De enkele stelling van eiser dat hij het lastig vindt om contact op te nemen met zijn vader en dat zijn vader moeilijk bereikbaar is, maakt dit niet anders.
13. Verder heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij pas ter zitting een verklaring geeft over de wijze waarop Hamas op de hoogte is geraakt van het feit dat hij naar Europa is gevlucht. Deze late verklaring mag eiser worden aangerekend, omdat hij hier geen verschoonbare reden voor heeft gegeven. Eiser stelt dat hij al een aantal jaren op een zwarte lijst staat van Hamas , maar heeft dit niet onderbouwd. Verweerder heeft zich
daarover dan ook op het standpunt mogen stellen dat het vreemd is dat eiser op een zwarte lijst zou staan en Hamas daar al die jaren niks mee heeft gedaan.
14. Over het document heeft verweerder ook aan eiser mogen tegenwerpen dat het niet valt in te zien dat eisers vader naar Hamas gaat om een document op te vragen terwijl eiser zelf vreest voor Hamas en dat het document geen nieuw informatie bevat ten opzichte van de vorige asielprocedure. Dat eiser op 15-jarige leeftijd Hamas zou hebben verlaten, was namelijk al bekend in de vorige procedure. Tegen deze beide tegenwerpingen heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd.
15. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat niet langer aan eiser wordt tegengeworpen dat het document van Hamas niet zou zijn ondertekend. De rechtbank oordeelt dat dit onverlet laat dat er nog voldoende tegenwerpingen overblijven op grond waarvan verweerder heeft mogen twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit document.
16. Over het document van de PLO heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat eiser niet weet hoe zijn vader is opgeroepen door de PLO en wanneer het document is opgesteld. Daarnaast staat in het document niet beschreven op basis waarvan eiser is veroordeeld en wat de gevolgen van deze veroordeling zijn. Ook eiser zelf kan hierover niets vertellen. Verder heeft eiser niet inzichtelijk kunnen maken hoe zijn vader op de hoogte is geraakt van de straf van eiser. Verweerder heeft ter zitting terecht gesteld dat eisers niets tegen deze tegenwerpingen heeft ingebracht. Verweerder heeft deze tegenwerpingen dan ook ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
17. Meer in het algemeen heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat niet valt in te zien dat Hamas een gerechtelijke veroordeling tegen eiser zou opstellen terwijl eiser maar anderhalve maand officieel lid is geweest en daarna twee jaar lang incidenteel aanwezig was op bijeenkomsten van Hamas . Eiser brengt hier slechts tegenin dat hij destijds nog heel jong was en nog niet gerekruteerd kon worden. Pas op het moment dat zijn vader een document ging afhalen bij de Hamas , kwam eiser weer op de radar bij deze organisatie. Met deze verklaring maakt eiser niet duidelijk om welke redenen hij dan ook al in 2019 vreesde voor Hamas nu eiser stelt dat hij door het bezoek van zijn vader pas weer in beeld kwam bij Hamas .
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met deze documenten zijn vrees voor Hamas niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit deze documenten blijkt evenmin dat eiser bij terugkeer naar Libanon zou moeten deelnemen aan het gewapend conflict.
19. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden niet slagen. Eiser krijgt geen gelijk. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
20. De aanvraag is niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.