ECLI:NL:RBDHA:2022:11895
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1977, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in een besluit van 23 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 8 april 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. D. van Elp, als waarnemer van zijn gemachtigde, en de heer E. Koné als tolk aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.3505) die verband hield met het beroep van verzoeker. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken, en is openbaar gemaakt op 15 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.