ECLI:NL:RBDHA:2022:11879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van het UWV over de dagloonberekening en IKB-regeling
Op 10 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een WIA-uitkering aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van haar dagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 183,26. Eiseres was van mening dat het IKB (Individueel Keuze Budget) dat zij had ontvangen bij haar voormalige werkgever, ook meegenomen moest worden in de dagloonberekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit van 10 mei 2021 terecht het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het IKB, dat na het refertejaar was uitbetaald, niet meegenomen kon worden in de berekening van het dagloon, omdat dit in strijd zou zijn met de geldende regelgeving. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder dat het IKB gelijkgesteld kan worden aan vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor een andere dagloonvaststelling en dat de wetgever geen hardheidsclausule had opgenomen die in dit geval van toepassing zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.