In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift betreffende voorlopige voogdij over twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is aanhangig gemaakt na het overlijden van de moeder op 24 oktober 2022. De vader heeft de kinderen erkend, maar heeft geen wettelijk gezag over hen, waardoor er een gezagsvacuüm is ontstaan. De kinderen verblijven feitelijk bij de vader, maar er zijn signalen van verwaarlozing in het verleden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om in het gezagsvacuüm te voorzien om de belangen van de minderjarigen te waarborgen.
De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden belast met de voorlopige voogdij over de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het verzoekschrift is aangehouden tot een zitting op 14 november 2022, waar de Raad voor de Kinderbescherming, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en de vader zullen worden opgeroepen. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat het verhoor van de belanghebbende niet kan worden afgewacht zonder dat dit onmiddellijk en ernstig gevaar voor de kinderen met zich meebrengt. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.