In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2022 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De moeder van [minderjarige01] is belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar. Op 20 september 2022 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 20 maart 2023. De kinderrechter ontving een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, waarin werd verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] voor een periode van vier weken.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige01] uit huis te plaatsen, gezien de verwarde toestand van de moeder, die op 18 oktober 2022 door de politie naar het politiebureau is gebracht. Hierdoor was [minderjarige01] alleen thuis en is de minderjarige in een netwerk geplaatst. De gecertificeerde instelling heeft geprobeerd om met de moeder in gesprek te gaan, maar dit is niet gelukt vanwege haar verwardheid. Hierdoor is er geen zicht op de thuissituatie en kan de veiligheid van [minderjarige01] niet worden gewaarborgd.
De kinderrechter heeft besloten om de machtiging te verlenen voor de uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleegzorgvoorziening van 18 oktober 2022 tot 1 november 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek is aangehouden tot de zitting op 28 oktober 2022. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.