In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige]. Op 7 oktober 2022 was er al een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op te nemen, omdat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren vastgesteld die haar ontwikkeling ernstig belemmerden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds augustus 2021 weer bij haar ouders woont, maar dat zij onvoldoende sturing en structuur ontvangt. Dit heeft geleid tot zelfbepalend gedrag, het niet naleven van afspraken en grensoverschrijdend gedrag. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij [minderjarige] en haar advocaat aanwezig waren. De kinderrechter heeft de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling, in overweging genomen.
De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en haar op te nemen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dit is om te voorkomen dat zij zich aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de beslissing dat [minderjarige] van 21 oktober 2022 tot 7 januari 2023 onder toezicht wordt gesteld en dat er een machtiging wordt verleend voor haar opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.