ECLI:NL:RBDHA:2022:11857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/09/636332 / JE RK 22-2095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige]. Op 7 oktober 2022 was er al een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op te nemen, omdat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren vastgesteld die haar ontwikkeling ernstig belemmerden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds augustus 2021 weer bij haar ouders woont, maar dat zij onvoldoende sturing en structuur ontvangt. Dit heeft geleid tot zelfbepalend gedrag, het niet naleven van afspraken en grensoverschrijdend gedrag. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij [minderjarige] en haar advocaat aanwezig waren. De kinderrechter heeft de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling, in overweging genomen.

De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en haar op te nemen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dit is om te voorkomen dat zij zich aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de beslissing dat [minderjarige] van 21 oktober 2022 tot 7 januari 2023 onder toezicht wordt gesteld en dat er een machtiging wordt verleend voor haar opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Kinderrechter
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636332 / JE RK 22-2095
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 7 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Biemond, te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te Delft,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het verdere procesverloop

Bij beschikking d.d. 7 oktober 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 7 oktober 2022 tot 21 oktober 2022 en voor dezelfde duur een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven, en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 7 oktober 2022;
- de instemmingsverklaring d.d. 7 oktober 2022 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.3, deerde lid, van de Jeugdwet, op basis van het dossier;
- de instemmingsverklaring d.d. 14 oktober 2022 van een gedragswetenschapper als
bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht.
Op 19 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van [minderjarige] ;
- de ouders.
[minderjarige] is op 19 oktober 2022 voorafgaand aan de zitting telefonisch en in het bijzijn van haar advocaat en [begeleider] gehoord.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] verbleef sinds augustus 2021 weer bij de ouders nadat zij vier jaar op meerdere gesloten plekken had verbleven. Hier kreeg [minderjarige] onvoldoende sturing en structuur waardoor ze zelfbepalend gedrag liet zien. Ze liep weg, hield zich niet aan de afspraken en liet grensoverschrijdend gedrag zien op seksueel gebied. Op dit moment komt zij binnen de gesloten setting weer tot rust en het is van belang dat er een passende plek voor haar wordt gevonden. De komende periode moet gekeken worden hoe haar gedrag zich ontwikkelt en of ze meer vrijheden aan kan.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Er is sprake van een patroon waarbij er geen goed plan is, [minderjarige] teruggaat naar huis en het even goed gaat, maar het dan toch niet volhoudt. Het is belangrijk dat de komende periode de tijd wordt genomen om een goed plan op te stellen en dat [minderjarige] vanuit de geslotenheid gaat oefenen met vrijheden en er gekeken wordt aan welke punten er nog gewerkt moet worden.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd. [minderjarige] heeft naar voren gebracht dat ze het liefst weer naar huis wil, maar vraagt vervolgens ook om de machtiging voor zes maanden uit te spreken zodat ze niet weer met de rechter hoeft te praten. Ze gaat naar dagbesteding en school en is daar positief over. De advocaat heeft namens [minderjarige] naar voren gebracht dat het voordeel van een periode van drie maanden is dat er op relatief korte termijn gekeken moet worden naar een plek voor [minderjarige] . Het gaat beter met haar agressieregulatie waardoor er hopelijk meer mogelijkheden zijn voor een geschikte plek.
De ouders hebben naar voren gebracht dat [minderjarige] minder agressie laat zien dan vroeger en dit beter kan reguleren. Thuis ging ze naar dagbesteding en was ze bezig met een traject om te kijken welk niveau ze heeft. Ze is wel bereid om naar school te gaan en daarvoor te werken. Ze heeft zich er nu in berust dat ze weer gesloten zit. Het is van belang dat de band met het gezin goed blijft en [minderjarige] oefent met haar vrijheden.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
De kinderrechter is verder, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] in de thuissituatie zelfbepalend en agressief gedrag laat zien. Ze loopt weg als de spanningen hoog oplopen en ze zich moet houden aan regels en grenzen, waardoor er onvoldoende zicht is op haar. Verder zijn er zorgen over het grensoverschrijdende gedrag dat [minderjarige] laat zien op seksueel gebied, waardoor ze zichzelf in onveilige situaties brengt. Hierdoor kan haar veiligheid thuis niet langer worden gewaarborgd. [minderjarige] heeft baat bij de duidelijkheid en structuur van het gesloten kader. Ze lijkt inmiddels meer tot rust gekomen en gaat naar dagbesteding en school. De kinderrechter zal de maatregelen daarom toewijzen zoals verzocht. De komende periode moet er onderzoek worden gedaan, een duidelijk plan worden gemaakt en worden gezocht naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Het is van belang dat [minderjarige] oefent met haar vrijheden en laat zien wat ze aan kan.
Indien (aansluitend) voor een langere periode dan de duur van deze machtiging verzocht gaat worden om een machtiging voor gesloten jeugdhulp, verlangt de kinderrechter een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 21 oktober 2022 tot 7 januari 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 19 oktober 2022 tot 7 januari 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.
Voor zover deze uitspraak betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.