In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, dat op 7 oktober 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft eerder op 7 oktober 2022 een tijdelijke machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleegzorgvoorziening, die geldig was tot 21 oktober 2022. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 zijn de ouders van [minderjarige01] verschenen, bijgestaan door hun advocaat, mr. M.A. van de Weerd. De ouders hebben aangegeven dat zij willen meewerken aan de hulpverlening en dat zij zich aan de afspraken houden. Er zijn echter zorgen over het middelengebruik van de moeder tijdens de zwangerschap, wat heeft geleid tot de huidige situatie.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om samen te werken aan een oplossing, maar dat de risico's voor de veiligheid van [minderjarige01] nog te groot zijn om hem terug te plaatsen bij de ouders. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid tot verdere evaluatie en uitbreiding van de omgang tussen de ouders en [minderjarige01]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het perspectief van [minderjarige01] bij de ouders ligt, maar dat er eerst voldoende zicht moet zijn op de ontwikkeling en veiligheid van het kind voordat een terugplaatsing kan plaatsvinden. De ouders zijn aangemoedigd om actief te blijven werken aan hun situatie en de hulpverlening.