ECLI:NL:RBDHA:2022:11856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/09/636288 / JE RK 22-2085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, dat op 7 oktober 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft eerder op 7 oktober 2022 een tijdelijke machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleegzorgvoorziening, die geldig was tot 21 oktober 2022. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 zijn de ouders van [minderjarige01] verschenen, bijgestaan door hun advocaat, mr. M.A. van de Weerd. De ouders hebben aangegeven dat zij willen meewerken aan de hulpverlening en dat zij zich aan de afspraken houden. Er zijn echter zorgen over het middelengebruik van de moeder tijdens de zwangerschap, wat heeft geleid tot de huidige situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om samen te werken aan een oplossing, maar dat de risico's voor de veiligheid van [minderjarige01] nog te groot zijn om hem terug te plaatsen bij de ouders. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid tot verdere evaluatie en uitbreiding van de omgang tussen de ouders en [minderjarige01]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het perspectief van [minderjarige01] bij de ouders ligt, maar dat er eerst voldoende zicht moet zijn op de ontwikkeling en veiligheid van het kind voordat een terugplaatsing kan plaatsvinden. De ouders zijn aangemoedigd om actief te blijven werken aan hun situatie en de hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636288 / JE RK 22-2085
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 7 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [minderjarige01] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] , hierna te noemen: de vader, met een briefadres te [plaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.A. van de Weerd, te Den Haag.

Het verdere procesverloop

Bij beschikking d.d. 7 oktober 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 7 oktober 2022 tot 21 oktober 2022 en het verzoek aangehouden voor het overige.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 7 oktober 2022.
Op 19 oktober 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door E.L. de Craen, waarnemend voor de advocaat;
- [naam01] namens de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Bij de moeder is ten tijde van de bevalling drugs aangetroffen en in de urine van [minderjarige01] is cocaïne aangetroffen. Dit bevestigt dat er sprake is geweest van drugsgebruik bij de moeder tijdens de zwangerschap. Na de bevalling is de moeder met veiligheidsafspraken het hele weekend in het ziekenhuis gebleven en dit is positief verlopen. De ouders komen de afspraken na en zijn telefonisch bereikbaar. De ouders hebben laten zien dat ze willen werken aan de zorgen die er zijn. Er zal vanmiddag een startgesprek plaatsvinden van de moeder bij [verblijfplaats01] en er is een aanmelding gedaan bij de Brijder, maar daar is een wachtlijst. [minderjarige01] verblijft inmiddels in een pleeggezin en doet het daar goed. Er is tot nu toe één keer een begeleid bezoek geweest en dit verliep positief. Er is nog onduidelijkheid over de woning van de ouders en de woningbouwvereniging lijkt voornemens om de uitzettingsprocedure door te zetten. Verder zijn er zorgen over de hond van de ouders. De ouders hebben deze inmiddels gecastreerd en zijn bereid de hond weg te doen als dat nodig zou zijn. Het perspectief ligt bij de ouders, maar op dit moment zijn de risico’s nog te hoog om [minderjarige01] weer thuis te plaatsen. De komende periode zal er in ieder geval wekelijks een bezoekmoment zijn tussen de ouders en [minderjarige01] en er zal worden gekeken of dit twee keer per week kan. Verder zal de hulpverlening worden opgestart waarbij het van belang is dat er opvoedondersteuning komt. Zodra de situatie goed genoeg is voor [minderjarige01] om bij de ouders te wonen zal hiertoe worden overgegaan.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat de moeder zich bij de Waag heeft aangemeld omdat dit sneller zou zijn. De moeder geeft aan dat ze niet verslaafd is. Ze heeft drugs gebruikt en heeft hier spijt van, maar gebruikt niet dagelijks. De moeder wil laten zien dat ze het kan en staat er voor open om haar urine te laten controleren. Volgens de moeder probeert de woningbouwvereniging de ouders weg te pesten uit de woning en het klopt niet wat daarover wordt opgeschreven. Ze betaalt altijd netjes de huur. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de ouders willen meewerken om [minderjarige01] zo snel mogelijk weer thuis te krijgen. Ze houden contact met de jeugdbeschermer en accepteren de hulpverlening. De moeder is bezig met het verkrijgen van een nieuwe woning. De ouders willen, mede gelet op de jonge leeftijd en de hechting, meer omgang met [minderjarige01] , zeker twee of drie keer in de week. Het perspectief ligt bij de ouders en het is van belang dat er nu snel stappen worden gezet. Er zijn overal wachtlijsten, maar dat is een praktisch probleem en er zal moeten worden gekeken hoe de zorgen die er zijn op een andere manier ondervangen kunnen worden en er zicht kan komen. De situatie moet goed genoeg zijn om [minderjarige01] terug bij de ouders te plaatsen. De advocaat verzoekt namens de ouders om de machtiging in duur te bekorten tot één maand en voor het overige af te wijzen. Binnen die maand moet toegewerkt worden naar thuisplaatsing.

Beoordeling

Alvorens aan een inhoudelijke behandeling toe te komen stelt de kinderrechter vast dat de vader van [minderjarige01] zal worden aangemerkt als belanghebbende zoals bedoeld in artikel 798 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarbij overweegt de kinderrechter dat de vader [minderjarige01] heeft erkend en samen met de moeder het ouderlijk gezag heeft over [minderjarige01] .
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de ouders de afgelopen periode hebben laten zien dat zij bereid zijn om zich aan de (veiligheids)afspraken te houden, mee te werken aan de hulpverlening en in contact te blijven. Het perspectief van [minderjarige01] ligt bij de ouders, maar de zorgen over het middelengebruik van de ouders en de woning zijn op dit moment nog te groot om [minderjarige01] weer bij de ouders te plaatsen. [minderjarige01] is een pasgeboren baby die kwetsbaar is. De hulpverlening moet eerst van de grond komen zodat er voldoende zicht is op de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige01] . De komende periode zullen de ouders moeten laten zien dat zij zich aan de afspraken blijven houden en in contact blijven met de jeugdbeschermer. Nu het perspectief ook volgens de gecertificeerde instelling bij de ouders ligt, zal er moeten worden gewerkt aan thuisplaatsing, waarbij van belang is dat de veiligheid van [minderjarige01] voldoende kan worden gewaarborgd. In verband met de hechting is het van belang dat de omgang tussen de ouders en [minderjarige01] gedurende dit proces van thuisplaatsing verder wordt uitgebreid, waarbij naar het oordeel van de kinderrechter minimaal twee keer per week een fysiek omgangsmoment moet plaatsvinden. Teneinde het proces van thuisplaatsing te monitoren zal de kinderrechter de machtiging daarom toewijzen voor de duur van zes weken en aanhouden voor het overige.
Indien de gecertificeerde instelling het verzoek na zes weken handhaaft dient ter gelegenheid van na te noemen zitting van de zijde van de gecertificeerde instelling een plan te worden overgelegd waarin de volgende vragen zijn beantwoord:
1. Wordt er gewerkt aan thuisplaatsing?
1.a Zo nee, waarom is thuisplaatsing (nog) niet aan de orde?
1.b Zo ja, hoe ziet dat traject er uit?
2. Welke hulpverlening aan ouders wordt (hierbij) ingezet?
3. Hoe ziet de omgangsregeling er uit?
4. Is er een perspectiefbiedende oplossing en hoe ziet die eruit?
5. Is een netwerkplaatsing overwogen; zo nee waarom niet?
6. Indien niet gekozen is voor een gezinsomgeving, waarom niet?
Indien vorenbedoeld plan niet op de na te noemen zitting aanwezig is, gaat de kinderrechter ervan uit dat in ieder geval de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling zelf op de zitting aanwezig zal zijn om een mondelinge toelichting te geven op het plan met beantwoording van de hierboven vermelde vragen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 21 oktober 2022 tot 2 december 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van
30 november 2022 om 10:00 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de vader;
- de moeder;
- de advocaat van de ouders, M.A. van de Weerd,
verzoekt de gecertificeerde instelling voorafgaand aan voornoemde zitting, doch uiterlijk op de zitting voornoemd plan aan de rechtbank en de overige belanghebbenden over te leggen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 oktober 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.