In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02], geboren in 2012 en 2014 in het Verenigd Koninkrijk. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 22 oktober 2022, maar de kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De vader van de kinderen heeft verzet aangetekend tegen de verlenging en verzocht om vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van de kinderen, die onder druk staan door de conflicten tussen de ouders en de hulpverlenende instanties, een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt. De kinderen hebben al lange tijd geen contact met hun moeder, wat ernstige zorgen oproept over hun identiteitsontwikkeling en sociaal-emotionele welzijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 januari 2023 en het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om te werken aan contactherstel tussen de moeder en de kinderen en heeft de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling.