ECLI:NL:RBDHA:2022:11854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/09/634662 / JE RK 22-1862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing vervanging gecertificeerde instelling in complexe scheidingszaak met ernstige ontwikkelingsbedreiging voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02], geboren in 2012 en 2014 in het Verenigd Koninkrijk. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 22 oktober 2022, maar de kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De vader van de kinderen heeft verzet aangetekend tegen de verlenging en verzocht om vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van de kinderen, die onder druk staan door de conflicten tussen de ouders en de hulpverlenende instanties, een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt. De kinderen hebben al lange tijd geen contact met hun moeder, wat ernstige zorgen oproept over hun identiteitsontwikkeling en sociaal-emotionele welzijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 januari 2023 en het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om te werken aan contactherstel tussen de moeder en de kinderen en heeft de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634662 / JE RK 22-1862 en C/09/636882 / JE RK 22-2181
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling
Afwijzing vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden
in de zaak naar aanleiding van het op 2 september 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , het Verenigd Koninkrijk, hierna te noemen: [minderjarige01] ;
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats02] , het Verenigd Konikrijk, hierna te noemen: [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E.L. de Craen, te den Haag,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het verdere procesverloop

Bij beschikking d.d. 20 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd van 22 september 2022 tot 22 oktober 2022 en aangehouden voor het overige.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 20 september 2022;
- het verweerschrift met producties van de advocaat vaderszijde d.d. 17 oktober 2022.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader, zonder tussenkomst van zijn advocaat, nog tien e-mails met producties ingediend. De kinderrechter heeft daarvan geen kennis genomen en zal deze niet bij haar beoordeling betrekken.
Op 19 oktober 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] en [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal, de heer [naam03] .

Verzoeken en verweer

Het aangehouden deel van het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van vijf maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Voor de afgelopen periode lag er een duidelijke beschikking vanuit de rechtbank waarin het contact tussen de moeder en de kinderen opgebouwd dient te worden naar een co-ouderschap. Dit proces is wederom gestagneerd doordat de vader niet akkoord gaat met de verschillende voorwaarden die nodig zijn om de omgang goed te laten verlopen. Het verzoek tot het verbinden van een dwangsom aan de schriftelijke aanwijzing is op 2 september 2022 afgewezen. De gecertificeerde instelling overweegt om dit opnieuw in te dienen omdat de uitvoering van de schriftelijke aanwijzing niet van de grond komt. De gecertificeerde instelling overweegt verder een verzoek tot uithuisplaatsing, bij voorkeur bij de moeder als dat mogelijk is. De vader is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van 4 april 2022 en bij het Hof is tijdens de mondelinge behandeling dit ook benoemd. Op 16 november 2022 zal het Hof uitspraak doen. Ondanks dat het contact tussen de moeder en de kinderen nog stil ligt zijn er wel stappen gezet en veel gesprekken geweest. Het vrijwillig kader is geen optie, omdat de vader dan niet zal meewerken en er niks zal gebeuren. Er is sprake van een complexe scheidingszaak waarbij het gaat over de omgang, maar er is wel degelijk sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. Er is geen contact meer met de moeder wat zorgelijk is voor hun identiteitsontwikkeling. De kinderen laten goede resultaten zien op school, wat iets zegt over hun veerkracht en hun intelligentie, maar tegelijkertijd worden er in de gespreken tussen de gecertificeerde instelling en de school wel degelijk zorgen geuit vanuit school over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Onlangs is er op school een incident geweest tussen de ouders over de tolk van de moeder waarvan een melding is gedaan. Verder is er sprake van een enorm loyaliteitsconflict wat onder andere blijkt uit hoe de kinderen zich tegenover de moeder gedragen als ze haar wel zien. De kinderen hebben gesprekken met een jeugdbeschermer buiten het team en uit hun non-verbale houding blijkt dat ze zeer goed op hun woorden letten en voortdurend om bevestiging vragen. Het is zorgelijk dat er geen zicht is op de situatie bij de vader thuis. Hij erkent niet dat er sprake is van een loyaliteitsconflict en er zijn zorgen in hoeverre hij in staat is om er emotioneel voor de kinderen te kunnen zijn.
De gecertificeerde instelling voert verweer tegen het verzoek van de vader tot wijziging van de gecertificeerde instelling. Er is sprake van een jarenlang patroon bij de vader waarbij er geen samenwerking tot stand komt met de hulpverlenende instanties. De vader heeft klachten ingediend tegen de school, het Wilmahuis en de gecertificeerde instelling. Het is niet in het belang van de kinderen dat er een andere gecertificeerde instelling betrokken zal raken. Er zijn lange wachtlijsten en er zal veel informatie verloren gaan waardoor het contactherstel tussen de moeder en de kinderen nog langer zal duren.
Door en namens de vader is verweer gevoerd. De vader heeft naar voren gebracht dat het belastend is voor de kinderen dat er jeugdbeschermers op school komen. Zij ervaren dat als stigmatiserend en daar zijn ook afspraken over gemaakt. De kinderen hebben al een keer van school moeten veranderen omdat het geen neutrale plek was. [minderjarige01] heeft haar vertrouwen in de jeugdbescherming verloren omdat die in haar beleving de afspraken niet nakomt. Het incident met de tolk op school kwam doordat de moeder niet van te voren had aangegeven welke tolk ze mee zou nemen, terwijl hier afspraken over zijn gemaakt. De tolk wilde zich vervolgens niet identificeren en toen is er een discussie ontstaan.
De advocaat heeft namens de vader naar voren gebracht dat uit de ontwikkelingsgesprekken blijkt dat de kinderen zich goed ontwikkelen op school. Volgens de vader is er geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het feit dat er geen omgang is tussen de moeder en de kinderen is onvoldoende. Uit de stukken van de gecertificeerde instelling blijkt nergens dat er zorgen zijn vanuit school. Blijkbaar zijn er gesprekken geweest tussen de school en de gecertificeerde instelling waarin er zorgen zijn besproken, maar dat is niet met de vader gedeeld. Er is daarom onvoldoende grond voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarbij kan worden afgevraagd of de ondertoezichtstelling een effectief middel is nu het niet gelukt is om verder te komen. Er wordt gesproken over een uithuisplaatsing terwijl er niet is gekeken naar de opties die de vader aandraagt en er niet wordt geluisterd naar zijn zorgen. De vader heeft geprobeerd om de samenwerking aan te gaan met de gecertificeerde instelling, maar hij is tot op heden, ondanks toezeggingen, niet meegenomen in het opstellen van het gezinsplan. De vader ervaart de houding van de gecertificeerde instelling als niet integer, niet transparant en niet samenwerkingsgericht. Dat maakt dat het voor de vader, indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd, niet mogelijk is om met de gecertificeerde instelling verder te gaan. Er is sprake van een vertrouwensbreuk en de situatie is onhoudbaar geworden. De advocaat verzoekt daarom primair namens de vader om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen en subsidiair om de gecertificeerde instelling te vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder heeft naar voren gebracht dat ze probeert om zo veel mogelijk te participeren in het leven van haar kinderen, maar dat dit soms lastig is door de taal. De moeder had naar de school een gecertificeerde tolk meegenomen die de vader al eerder had gezien. De tolk wilde haar gegevens niet geven omdat zij bang is voor de vader. Hij heeft vervolgens dreigend gereageerd. Je kan geen normale interactie hebben met de vader en hij blijft maar e-mails en stukken sturen en de moeder wil dat dit stopt. De moeder ziet dat er psychologische problemen zijn bij de kinderen. [minderjarige01] hield tijdens een gesprek op school continu haar handen voor haar gezicht. Ze laat boos gedrag zien waarbij ze schreeuwt en verzet toont. De kinderen worden onder druk gezet en beïnvloed door de vader. De moeder is bang dat ze zonder ondertoezichtstelling en betrokkenheid van de gecertificeerde instelling haar kinderen niet meer zal zien.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De kinderen worden belast met de strijd die de vader voert met de moeder. De kinderen hebben al lange tijd geen contact met de moeder waardoor er ernstige zorgen zijn over hun identiteitsontwikkeling. Verder zijn er zorgen over hun sociaal-emotionele ontwikkeling en is er sprake van een steeds groter wordend loyaliteitsconflict. Er is weerstand, spanning en boosheid te zien bij de kinderen en uit de uitspraken en het gedrag van de kinderen blijkt dat zij zich emotioneel onveilig voelen. Het lijkt erop dat zij beïnvloed worden door hun omgeving waardoor zij onder druk staan en klem zitten en het is zorgelijk dat de vader deze zorgen niet erkent. Het is van belang dat de kinderen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders, maar dit proces is wederom gestagneerd doordat de vader niet akkoord gaat met de voorwaarden om de omgang met de moeder goed te laten verlopen. De vader strijdt niet alleen met de moeder maar inmiddels ook met de gecertificeerde instelling en de verschillende hulpverlenende instanties. Het incident met de tolk bij de school is daar een voorbeeld van. De vader laat daarbij dwingend en controlerend gedrag zien. Mede hierdoor is er onvoldoende zicht op het welzijn van de kinderen. De kinderrechter acht het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling daarom nog steeds noodzakelijk. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling toewijzen voor de duur van drie maanden en aanhouden voor het overige. Naar haar oordeel zal de gecertificeerde instelling de komende periode alles in het werk moeten stellen om het contactherstel tussen de moeder en de kinderen van de grond te laten komen. De kinderrechter wenst in dat proces een vinger aan de pols te houden. Daarbij geeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling in overweging alternatieven te onderzoeken om dit doel te bereiken en in zijn algemeenheid te kijken naar de effectiviteit van de huidige maatregel. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zitting een update in het geding te brengen over hoe het verloop is geweest en wat haar visie is over hoe de procedure verder moet verlopen. Gelet op de complexiteit van de zaak verwijst de kinderrechter de zaak door naar de meervoudige kamer.
Ingevolge artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Reden hiervoor kan zijn dat de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en de ouders dermate slecht zijn dat het belang van de kinderen vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast.
De kinderrechter overweegt dat er, zoals hiervoor reeds uiteengezet, sprake is van een aanhoudende strijd, niet alleen tussen de ouders maar ook tussen de vader en de hulpverlenende instanties en de gecertificeerde instelling. Deze strijd draagt niet bij aan de verwezenlijking van de gestelde doelen en zorgt voor veel vertraging. Anders dan de vader is de kinderrechter echter van oordeel dat een vervanging van de gecertificeerde instelling niet zal leiden tot een verbetering van deze situatie. In dat geval zal er immers een nieuwe jeugdbeschermer worden benoemd hetgeen tot informatieverlies en daarmee tot verdere vertraging zal leiden. Daarbij lijkt er sprake te zijn van een patroon bij de vader waarbij hij de strijd aangaat met de instanties als deze zijn visie niet volgen waardoor de kinderrechter er weinig vertrouwen in heeft dat een wijziging van de gecertificeerde instelling tot een betere samenwerking zal leiden. Het is aan de vader om dit patroon te doorbreken. De kinderrechter acht vervanging van de gecertificeerde instelling gelet op dit alles niet in het belang van de kinderen en zal het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] van 22 oktober 2022 tot 22 januari 2023 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting gelegen
vóór 22 januari 2023en verwijst de behandeling naar de
meervoudige kamer;
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting een
schriftelijke updateaan de rechtbank en de overige belanghebbenden over te leggen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de vader;
- de moeder;
- de advocaat van de vader: mr. E.L. de Craen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 november 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.