ECLI:NL:RBDHA:2022:11853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/09/635535 / JE RK 22-1982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing wijziging zorgregeling in een complexe echtscheidingskwestie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] en de afwijzing van het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 22 november 2022, en de kinderrechter oordeelde dat deze verlenging noodzakelijk was vanwege de aanhoudende strijd tussen de ouders, die elkaar niet vertrouwen en niet in staat zijn om keuzes te maken in het belang van hun kind. De moeder lijkt de strijd niet te willen staken, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige]. Ondanks dat [minderjarige] op dit moment geen kindsignalen vertoont, is de kinderrechter van mening dat haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de situatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 mei 2023, met de opdracht aan de gecertificeerde instelling om een plan op te stellen om het patroon van strijd tussen de ouders te doorbreken.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om de zorgregeling te wijzigen afgewezen. De moeder had verzocht om een co-ouderschap vast te stellen, maar de kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een wijziging van omstandigheden ten opzichte van eerdere beslissingen van het Gerechtshof. De kinderrechter benadrukte dat de zorgregeling die door het Gerechtshof was vastgesteld, voldoende duidelijkheid biedt en dat de gecertificeerde instelling bezig is met het invullen van eventuele hiaten in de regeling. De kinderrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat de moeder geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet tijdig behandelen van haar verzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/635535 / JE RK 22-1982 en C/09/635686 / JE RK 22-2010
Datum uitspraak: 8 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstellingAfwijzing verzoek tot wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)
in de zaken naar aanleiding van het op 22 september 2022 ingekomen verzoekschrift (I) van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
en
het op 13 juli 2022 ingekomen verzoekschrift (II) van:

[de vrouw] hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1] advocaat: mr. R.A.F. Jansen, te Rotterdam,

betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
ten aanzien van beide verzoekschriften:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. G.E. Doelman, te Papendrecht,
ten aanzien van verzoekschrift I:
de moeder,
ten aanzien van verzoekschrift II:
de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlage(n) van de gecertificeerde instelling;
- het verzoekschrift met bijlage(n) van de moeder;
- het verweerschrift van de vader d.d. 14 oktober 2022;
- het verweerschrift van de gecertificeerde instelling d.d. 18 oktober 2022;
- de e-mail d.d. 18 oktober 2022 van de advocaat van de moeder met een concept vakantieplanning van de gecertificeerde instelling.
Op 19 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 19 november 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 22 november 2021 tot 22 november 2022.
- Bij beschikking van 24 januari 2020 van deze rechtbank is bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader en is een zorgregeling vastgelegd, inhoudende dat [minderjarige] om het weekend (in de even weken) van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder zal zijn.
- Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 16 februari 2022 (hersteld bij beschikking van 7 september 2022) het volgende besloten ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2020, voor zover het de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van [minderjarige] betreft;
wijst het verzoek van de vader ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte toe;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] in de voorjaarsvakantie in de even jaren bij de moeder zal zijn en in de oneven jaren bij de vader en in de herfstvakantie in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
bepaalt dat een vakantieweek start op zondag 12.00 uur;
wijst het verzoek van de moeder wat betreft de verdeling van Moederdag, Vaderdag en de verjaardagen van de ouders toe.
- Bij beschikking d.d. 14 juli 2022 van deze rechtbank is bepaald dat de zinssnede ‘een vakantieweek start op zondag 12.00 uur’ ziet op de verdeling van de vakanties tussen de ouders. Dat betekent dat de gewone weekendregeling geldt voor de vrijdag uit school tot zondag 12.00 uur; en dat de regie bij de gecertificeerde instelling wordt neergelegd, voor zover er hiaten zijn of onduidelijkheden bestaan ten aanzien van de zorgregeling zoals bepaald door het gerechtshof Den Haag d.d. 16 februari 2022.

Verzoeken en verweer

Verzoek I (zaaknummer C/09/635535 / JE RK 22-1982)Het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders waarbij het hen niet lukt om in het belang van [minderjarige] te kiezen. Zowel bij de vader als de moeder is de opvoedsituatie niet perfect, maar de vader is in staat om [minderjarige] toestemming te geven bij de moeder te zijn en hij staat open voor de hulpverlening en advies. Bij de moeder is er onvoldoende zicht op de opvoedsituatie doordat ze de deur voor de hulpverlening dicht houdt. Er zijn zorgen dat [minderjarige] belast wordt door de moeder omdat zij zich onvoldoende neutraal kan opstellen over de vader. Er was afgesproken met de moeder dat ze een afspraak zou maken met Coachpoint, maar dat heeft ze nog steeds niet gedaan. Er is een hulpverleningsplan en er zijn al jaren dezelfde doelen, maar de moeder accepteert dat niet en er is sprake van een patroon waarbij de moeder telkens blijft procederen. Binnen de ondertoezichtstelling ligt de nadruk voornamelijk op de strijd tussen de ouders en onvoldoende op de ontwikkeling van [minderjarige] . Het patroon is hardnekkig en het lukt onvoldoende om dit te doorbreken. De gecertificeerde instelling kan niet eindeloos betrokken blijven en de beslissingen over [minderjarige] nemen. De gecertificeerde instelling wil nog eenmaal proberen om de hulpverlening op te starten en een strak plan met vaste kaders te maken of kijken of een andere (juridische) beslissing noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] en haar ontwikkeling.
Verzoek II (zaaknummer C/09/635686 / JE RK 22-2010)De moeder heeft zelfstandig verzocht de bij beschikking d.d. 16 februari 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en een co-ouderschap vast te stellen overeenkomstig het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) uit het onderzoeksrapport van 22 april 2021, waarbij [minderjarige] van vrijdagmiddag uit school tot vrijdagochtend na school bij de moeder zal verblijven. De vader haalt [minderjarige] vrijdagmiddag op van school en [minderjarige] blijft dan tot de volgende vrijdagochtend bij de vader. Verder verzoekt de moeder de uitspraak van het Gerechtshof nader te concretiseren met betrekking tot de vakanties en feestdagen, zoals opgemerkt in punt 12 tot en met 21 van het verzoekschrift.
De advocaat van de moeder heeft het verzoek ter zitting verder toegelicht. Het is van belang dat er voor de komende jaren een duidelijk schema komt. Er is sprake van gewijzigde omstandigheden omdat [minderjarige] als ze bij de vader is vaak bij zijn vriendin verblijft terwijl de moeder thuiswerkt en de zorg beter kan bieden. Door de beschikking van het Gerechtshof van 16 februari 2022 ligt er een omgangsregeling die een enorme discussie geeft. Er is nog niet gekeken naar de overige vakanties en het is van belang dat daar aandacht voor komt en dit verder wordt ingevuld. De voorstellen van de moeder hebben betrekking op afspraken die de ouders niet kunnen maken over de wisselingen. Het belang van [minderjarige] moet voorop worden gesteld en als zij aangeeft vaker bij de moeder te willen zijn dan moet daar rekening mee worden gehouden, anders gaat [minderjarige] zich tegen de regeling verzetten.
Standpunten
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. Er werd gedacht dat door de beslissing van het Gerechtshof van 16 februari 2022 er een definitief en duidelijke omgang zou liggen zodat er geen strijd meer zou zijn en de veelvuldige procedures tot een eind zouden komen. Deze regeling is op 14 juli 2022 op verzoek van de gecertificeerde instelling bij beschikking van de rechtbank Den Haag aangevuld, in die zin dat de gecertificeerde instelling de regie dient te voeren over hiaten en onduidelijkheid in de door het Gerechtshof vastgestelde zorgregeling. De moeder heeft echter wederom een zelfstandig verzoek gedaan zonder dat er veranderde omstandigheden zijn. De gecertificeerde instelling blijft bij haar eerdere standpunt en visie dat een co-ouderschap niet in het belang van [minderjarige] is. De jeugdbeschermer is bezig met het opsporen van de hiaten in de beschikkingen van het Hof en het verder uitschrijven van de verdeling van de vakanties en deze zo uitgebreid mogelijk vast te leggen, maar er zullen altijd onduidelijkheden en onvoorziene omstandigheden zijn. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom het verzoek van de moeder af te wijzen en de moeder te veroordelen in de proceskosten.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De vader heeft naar voren gebracht dat de moeder het nergens mee eens is en hij geen reactie krijgt als hij iets wil bespreken. Zijn gezin en [minderjarige] hebben last van de aanhoudende strijd en de procedures die de moeder telkens start. De advocaat heeft naar voren gebracht dat het Gerechtshof in de hoger beroepsprocedure van 16 februari 2022 het advies van de Raad bij haar besluitvorming heeft betrokken. Het Gerechtshof sluit zich aan bij het advies van de gecertificeerde instelling dat er pas een wijziging in de omgang moet plaatsvinden wanneer de ouders aan hun persoonlijke problematiek hebben gewerkt. Er is geen wijziging van omstandigheden die zich na de eerdere beslissing van het Gerechtshof zou hebben voorgedaan. De moeder blijft procederen en de vader wil dat dit stopt. Hij wil de regeling zoals die is vastgelegd door het Gerechtshof gewoon uitvoeren en er zijn geen onduidelijkheden. De moeder wil niet meewerken. De advocaat verzoekt daarom namens de vader om het verzoek van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen, met een veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat de moeder aan haar eigen problematiek wil werken, maar dat het niet duidelijk is wat er concreet van haar wordt verwacht. Het is voor de moeder lastig om een hulpvraag te formuleren en het is niet duidelijk wat de concrete problematiek is waar zij aan moet werken. Van de moeder mag de hulpverlening bij haar langskomen. De advocaat heeft naar voren gebracht dat het verzoek van de moeder eerder al was ingediend voor de zitting van 14 juli 2022, maar dat de behandeling toen is aangehouden en de moeder niet opnieuw een verzoek heeft gedaan. De advocaat verzoekt de verzoeken om de moeder te veroordelen in de proceskosten af te wijzen.

Beoordeling

Verlenging ondertoezichtstellingDe kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een jarenlange en aanhoudende strijd tussen de ouders. Zij vertrouwen elkaar niet en het lukt hen niet om keuzes te maken in het belang van [minderjarige] . Met name de moeder lijkt de strijd niet te willen staken. Die strijd maakt dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict is geraakt. Ondanks voornoemde zorgen vertoont [minderjarige] op dit moment geen kindsignalen. Dat geeft eerder aan dat [minderjarige] erg veerkrachtig is maar wil naar het oordeel van de kinderrechter niet zeggen dat ze ongeschonden uit deze strijd komt. Voor haar identiteitsontwikkeling is het van belang dat zij van beide ouders de (indirecte) toestemming krijgt om van ieder van hen te houden. Nu lijkt met name de moeder hier moeite mee te hebben en [minderjarige] (indirect) te belasten. Dat maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat [minderjarige] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd waardoor de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd. Binnen de ondertoezichtstelling is gewerkt aan de verschillende doelen, welke niet (geheel) zijn behaald. Zo betreft een van de doelen dat ouders inzicht geven in hun opvoedomgeving. De moeder heeft tot op heden, ondanks toezeggingen, geen afspraak gemaakt met Coachpoint waardoor er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder en de opvoedondersteuning nog steeds niet gestart is. De moeder lijkt te blijven steken in formaliteiten, zoals het formuleren van doelen, alvorens zij haar medewerking wil geven. Ook wat betreft de contacten tussen de moeder en [minderjarige] ontstaan telkens problemen. Ouders hebben de regie van de gecertificeerde instelling nodig teneinde de zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder uitvoering te kunnen geven.
Met de gecertificeerde instelling is de kinderrechter van oordeel dat het, na een ondertoezichtstelling die duurt sinds 22 mei 2018, de vraag is of de gestelde doelen uiteindelijk haalbaar zijn. Er lijkt vooral aan symptoombestrijding te worden gedaan en de uitvoerbaarheid van de maatregel staat onder druk. De kinderrechter ziet in het voorgaande aanleiding om de maatregel slechts voor een periode van zes maanden te verlengen en het verzoek voor het overige aan te houden. De gecertificeerde instelling dient de komende periode met een plan te komen teneinde het bovenomschreven patroon te doorbreken waarbij aan de ouders duidelijk wordt gemaakt wat van hen verwacht wordt. Na die periode zal gekeken moeten worden of verlenging van de ondertoezichtstelling nog effectief is. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling voor de nader te bepalen zitting een update te versturen aan alle belanghebbenden over het verloop van de maatregel en aan te geven of het restant van het verzoek wordt gehandhaafd, dan wel of zij een ander verzoek doet.
Wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenDe kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd door de moeder dat er sprake is van een wijziging van de omstandigheden ten opzichte van de beschikking van het Gerechtshof van 16 februari 2022 of dat bij het nemen van deze beslissing is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. De moeder heeft ter ondersteuning van haar verzoek een beroep gedaan op het rapport van de Raad van 22 april 2021. Uit de beschikking van het Gerechtshof blijkt echter dat het Gerechtshof dit rapport mede heeft betrokken bij de beslissing. Het enkele feit dat [minderjarige] als ze bij de vader is mogelijk bij zijn vriendin verblijft, levert naar het oordeel van de kinderrechter geen relevante wijziging van omstandigheden op.
Verder voert de moeder aan dat de zorgregeling die is vastgesteld in de beschikking van het Gerechtshof hiaten vertoont en daardoor voor discussie zorgt. Voor wat betreft de nadere invulling van de vrije dagen en de vakanties geldt dat bij beschikking van 14 juli 2022 door de rechtbank de regie daarvoor bij de gecertificeerde instelling is belegd en dat de gecertificeerde instelling reeds bezig is om de verdeling verder in te vullen teneinde onduidelijkheden zo veel mogelijk te voorkomen. De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken daarom af.
Proceskosten
De kinderrechter ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten. Het zelfstandig verzoek van de moeder tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken was reeds eerder (op 13 juli 2022) ingediend maar is toen niet gelijktijdig met het verzoek van de gecertificeerde instelling behandeld, maar aangehouden. Abusievelijk is het verzoek niet verder opgepakt door de rechtbank. Naar het oordeel van de kinderrechter kan de moeder op dit punt geen verwijt worden gemaakt zodat de proceskosten (zoals te doen gebruikelijk in onderhavige procedures) worden gecompenseerd.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het zelfstandig verzoek van de moeder tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 22 november 2022 tot 22 mei 2023 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 22 mei 2023 van mr. M.P. Meeuwisse;
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting een
schriftelijke updateaan de rechtbank en de overige belanghebbenden over te leggen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
- de vader;
- de advocaat van de vader, mr. G.E. Doelman;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, R.A.F. Jansen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. V.A.H. Schoorl op 8 november 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.