ECLI:NL:RBDHA:2022:11842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/7227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieverlening en terugvordering van voorschotten in het kader van het Private Sector Investment Programme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen DCH Energy GmbH en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de vaststelling van een PSI-subsidie en de terugvordering van voorschotten. Eiseres, DCH Energy GmbH, had een subsidie aangevraagd voor een project in Ethiopië, maar heeft geen eindrapport ingeleverd, waardoor de minister niet kon vaststellen in welke mate de deelresultaten zijn behaald. De rechtbank oordeelde dat de minister de subsidie terecht heeft vastgesteld op € 12.500,- en de voorschotten van € 612.500,- heeft teruggevorderd. De rechtbank overwoog dat eiseres niet tijdig de benodigde documenten had ingediend en dat de minister meerdere keren had verzocht om deze documenten. Eiseres had slechts deelresultaat 1 behaald, en de rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de subsidie lager vast te stellen en de voorschotten terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7227

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen

DCH Energy GmbH, uit Siegen (Duitsland), eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Plug),
en

de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W. Schilperoort).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres aangevraagde subsidie vastgesteld op € 12.500,- en de aan eiseres verstrekte voorschotten voor een bedrag van € 612.500,- teruggevorderd.
Bij besluit van 5 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2022 op zitting behandeld. Aan de zijde van eiseres waren aanwezig: [A] , werkzaam bij eiseres, de gemachtigde van eiseres en M.J. van Rie als tolk. Aan de zijde van verweerder waren aanwezig: de gemachtigde van verweerder en drs. [B] , werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 8 augustus 2014 heeft verweerder aan eiseres een PSI-subsidie [1] van € 750.000,- verleend voor het project “Production of Solar LED Lanterns in Ethiopia”. Aan deze subsidieverlening zijn door verweerder voorwaarden gesteld. Waaronder de voorwaarden dat de resultaten van het project pas zijn behaald als alle deelresultaten zijn behaald, dat periodiek wordt gerapporteerd over de gerealiseerde activiteiten en kosten en dat vertragingen of het niet kunnen voldoen aan de verplichtingen tijdig worden gemeld. Ook geldt de voorwaarde dat voor de aangeschafte hardware een marktconformiteitscertificaat van de organisatie SGS wordt aangevraagd en verkregen. Het project diende te worden uitgevoerd in samenwerking met de lokale Ethiopische partner Alphasol Modular Energy plc. en diende tussen 1 september 2014 en 28 februari 2017 te zijn geïmplementeerd.
2. Verweerder heeft de termijnen voor het indienen van de Means of Verification (MoV’s) en rapporten over de deelresultaten een aantal keren verlengd. Op 21 juli 2017 heeft verweerder eiseres bericht dat het PSI op 31 december 2020 wordt beëindigd.
3. Na het beëindigen van het PSI heeft verweerder de subsidie vastgesteld op € 12.500,-, omdat alleen is aangetoond dat deelresultaat 1 is bereikt, namelijk het oprichten van een joint venture met de lokale partner. Verweerder heeft geen MoV’s over deelresultaten 2, 3 en 4 en geen eindrapport ontvangen. Het overige deel van de toegekende subsidie heeft verweerder daarom teruggevorderd.
Relevante regelgeving.
4. Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Awb [2] stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
De activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
De subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
(…).
Op grond van artikel 4:95, vierde lid, van de Awb worden betaalde voorschotten verrekend met de te betalen geldsom. Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Zij wijst er met name op dat ten aanzien van alle deelresultaten de activiteiten wel gedeeltelijk zijn verricht. Verweerder heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd op welke wijze de belangen van eiseres in de besluitvorming zijn meegewogen en de mate van verwijtbaarheid daarbij ten onrechte niet betrokken. Eiseres heeft in het kader van de evenredigheid verschillende punten naar voren gebracht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat ten onrechte artikelen 4:47, aanhef en onder c, en 4:48 van de Awb als grondslag in het bestreden besluit zijn opgenomen, maar dat dit uiteraard artikel 4:46 van de Awb moest zijn. Het standpunt van eiseres dat dit het besluit onduidelijk heeft gemaakt, volgt de rechtbank niet. Uit de besluitvorming blijkt duidelijk dat het gaat om een lagere subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, van de Awb. Ook uit de beroepsgronden van eiseres blijkt niet dat hierover onduidelijkheid bestond.
7. Het doel van het PSI is het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling door significant vernieuwende investeringen in de private sector in ontwikkelingslanden te stimuleren. Hiermee wordt beoogd een relevante en positieve bijdrage te leveren aan zelfredzaamheid en armoedevermindering door het creëren van economische bedrijvigheid, werkgelegenheid en inkomensverbetering. Een PSI-project is een investeringsproject dat wordt uitgevoerd door een Nederlandse of buitenlandse onderneming in samenwerking met een lokale onderneming in één van de ontwikkelingslanden waarvoor het PSI is opengesteld. PSI subsidieert het project, dat bestaat uit zowel hardware (denk aan machines) als technische assistentie (denk aan training en projectmanagement). [3] Projecten die vanuit dit programma worden gesubsidieerd, zoals dat van eiseres, moeten het PSI-doel behalen.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet tijdig de MoV’s en het eindrapport heeft overgelegd. Ook heeft eiseres geen marktconformiteitscertificaat voor de hardware van SGS verkregen. Verweerder was dan ook bevoegd om een lager subsidiebedrag vast te stellen en het overige deel terug te vorderen. In geschil is alleen of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid.
9. Het is vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [4] dat wanneer op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb een lagere subsidie wordt vastgesteld, daarbij rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Dat betekent dat de gevolgen van de intrekking niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. In het geval dat de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan een aan de subsidie verbonden verplichting, zal een afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de ontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang.
10. De rechtbank overweegt dat het aan de aanvrager van subsidies is om tijdig en volledig de stukken aan te leveren die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de subsidie. In het besluit tot subsidieverlening is vermeld welke stukken daarvoor moeten worden aangeleverd en op welke datum. Verweerder heeft meerdere keren bij eiseres gerappelleerd om de MoV’s en het eindrapport in te dienen en heeft de data voor inlevering daarvan ook meerdere keren uitgesteld. Eiseres heeft deze stukken echter niet aan verweerder verstrekt. Het was daardoor voor verweerder niet mogelijk om vast te stellen of deelresultaten 2, 3 en 4 inmiddels waren behaald dan wel hoe ver eiseres daarmee is gekomen. Dat volgens eiseres de deelresultaten allemaal wel grotendeels zijn behaald, was voor verweerder dan ook niet vast te stellen. Eiseres stelt dat zij het eindrapport niet kon inleveren, omdat de lokale partner weigerde het rapport te ondertekenen. Verweerder heeft vervolgens eiseres verzocht het rapport dan alvast zonder de handtekening van de lokale partner te overleggen. Dat eiseres dit niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening en risico. Het eindrapport dat eiseres in beroep alsnog heeft overgelegd kan, gelet op de ex tunc toetsing, niet bij de beoordeling in beroep worden betrokken.
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het ontbreken van een marktconformiteitscertificaat haar niet kan worden toegerekend. Eiseres heeft ervoor gekozen pas op 22 oktober 2020 een certificaat aan te vragen bij SGS, terwijl dit al kon vanaf het behalen van deelresultaat 1. Bovendien heeft verweerder eiseres vanaf september 2018 herhaaldelijk op de noodzaak van het certificaat gewezen. Uit het aanvraagformulier voor een marktconformiteitscertificaat blijkt dat eiseres kosteloos drie keer een certificaat kon aanvragen. Dat eiseres zo lang heeft gewacht met het aanvragen van een certificaat komt voor rekening en risico van eiseres. Gelet op het eerder meermalen verlenen van uitstel en de verschillende rappels van verweerder, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om nogmaals uitstel te verlenen voor het indienen van een marktconformiteitscertificaat. Hetzelfde geldt voor de wens van eiseres om uitstel van de datum waarop het project werd beëindigd. Verweerder heeft vanaf 2017 meerdere keren aan eiseres kenbaar gemaakt dat het PSI-project per 31 december 2020 wordt beëindigd en dat projecten daarna niet kunnen worden verlengd. De omstandigheid dat er sprake is geweest van vertraging en dat de communicatie moeizamer verliep door de burgeroorlog in Ethiopië en de covid-pandemie, maakt dit niet anders. Verweerder heeft deze omstandigheden terecht onder het ondernemersrisico geschaard.
12. Vaststaat dat eiseres alleen deelresultaat 1 heeft behaald. Verweerder heeft hier dan ook bij de vaststelling van de subsidie van mogen uitgaan. In het besluit tot subsidieverlening is duidelijk opgenomen dat het resultaat alleen bereikt is als alle deelresultaten zijn bereikt en dat als een resultaat niet of gedeeltelijk is bereikt de subsidie voor dat deel op nihil kan worden vastgesteld. Ook is opgenomen dat betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd. Verweerder heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit niet onevenredig is. Het vastgestelde bereikte resultaat van het project staat in geen verhouding met de hoogte van de verleende subsidie. Verweerder is eiseres tijdens het project behulpzaam geweest. Zo heeft verweerder eiseres meermaals uitstel van de termijnen verleend. Hierbij wordt erop gewezen dat het project aanvankelijk in 2017 afgerond had moeten zijn. Ook heeft verweerder eiseres er meerdere keren op gewezen dat zij een marktconformiteitscertificaat diende aan te vragen en dat het PSI-project op 31 december 2020 definitief wordt beëindigd. Verder heeft verweerder eiseres meerdere keren verzocht om het eindrapport, desnoods zonder handtekening van de lokale partner, te overleggen. Desondanks heeft eiseres het risico genomen door pas in oktober 2020 een marktconformiteitscertificaat voor de hardware aan te vragen en geen eindrapport aan verweerder te verstrekken. Daarmee heeft eiseres niet voldaan aan belangrijke voorwaarden van de subsidieverlening. De stelling van eiseres dat de vastgestelde subsidie in geen verhouding staat met de door haarzelf gedane investeringen in het project en de mate waarin de andere deelresultaten wel zijn gehaald, maakt niet dat verweerder een hogere subsidie had moeten vaststellen. Door het ontbreken van het eindrapport was dit immers voor verweerder niet vast te stellen, zodat verweerder in het kader van de evenredigheid daar geen rekening mee kon houden. Hetzelfde geldt voor de stelling dat het project nog steeds succesvol kan worden afgerond. Gelet op voorgaande heeft verweerder het belang bij een juiste besteding van subsidiegelden zwaarder mogen laten wegen dan de nadelige gevolgen van de lagere subsidievaststelling voor eiseres.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzitter, en mr. J.J.P. Bosman en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Private Sector Investment Programme.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 6 december 2013, nr. DDE-692/2013, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Private Sector Investeringsprogramma (Stcrt. 2014, nr. 136), p. 3.
4.Zie onder meer de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:928 (ro 4).