ECLI:NL:RBDHA:2022:11839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3541, 22_3668, 22_3670, 22_3671, 22_3673, 22_3676 en 22_3677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving op briefadres bij Stichting Restschuld Eerlijk Delen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Restschuld Eerlijk Delen (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder). De zaak betreft de weigering van verweerder om een aantal personen in te schrijven op een briefadres bij eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder van 7 en 8 april 2021, waarin deze weigeringen zijn bevestigd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarop verweerder een verweerschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 1 september 2022, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een vrijwilliger, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat eiseres alleen belang kan hebben bij de beoordeling van de beroepen als de betrokken natuurlijke personen nog steeds een belang hebben bij het verkrijgen van een briefadres. Verweerder heeft informatie overgelegd waaruit blijkt dat enkele van deze personen inmiddels een briefadres of woonadres hebben, waardoor de rechtbank oordeelt dat deze personen geen belang meer hebben bij het verkrijgen van een (ander) briefadres. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de beroepen met nummers 21/3541, 22/3668, 22/3671, 22/3673 en 22/3677.

Ten aanzien van de bezwaren van eiseres tegen de besluiten over de verzoeken van andere personen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet uitdrukkelijk op deze bezwaren heeft beslist. De rechtbank verklaart deze beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 8 april 2021 voor zover verweerder daarbij niet op de bezwaren van eiseres heeft beslist. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de bezwaren van eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij een zelfstandig belang heeft bij de beoordeling van deze bezwaren. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3541, 22/3668, 22/3670, 22/3671, 22/3673, 22/3676 en 22/3677

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 november 2022 in de zaken tussen

Stichting Restschuld Eerlijk Delen, te Den Haag, eiseres

(gemachtigde: mr. F.E. Boonstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: O.M. Langemeijer, R.H. De Roy van Zuidewijn en Z. Kahveci).

Procesverloop

Verweerder heeft bij verschillende besluiten geweigerd een aantal personen in te schrijven op een briefadres bij eiseres.
Bij besluiten van 7 en 8 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder beslist op de bezwaren van eiseres tegen deze weigeringen.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was [A] , vrijwilliger bij eiseres, aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. Een aantal personen heeft verweerder verzocht om te worden ingeschreven op een briefadres bij eiseres. Het gaat om [B] , [C] , [D] , [E] , [F] , [G] en [H] . Verweerder heeft deze verzoeken afgewezen. Eiseres heeft hiertegen zowel namens de natuurlijke personen als namens zichzelf bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen zelfstandig belang heeft bij afwijzing van de aanvragen en dat haar bezwaren hiertegen daarom niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij wijst erop dat verweerder niet in alle zaken op haar bezwaar heeft beslist en dat tijdens de verschillende hoorzittingen verschillend werd gedacht over haar ontvankelijkheid.
De beroepen met nummers SGR 21/3541, 22/3668, 22/3671, 22/3673, en 22/3677
2. De rechtbank overweegt dat eiseres alleen belang bij de beoordeling van de beroepen kan hebben als de natuurlijke personen om wie het gaat nog steeds een belang hebben bij het verkrijgen van een briefadres. Verweerder heeft in beroep informatie overgelegd uit de Basisregistratie personen (Brp) waaruit blijkt dat [B] , [C] , [E] , [F] en [H] inmiddels een briefadres of woonadres hebben. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat [B] , [C] , [E] , [F] en [H] geen belang meer hebben bij het verkrijgen van een (ander) briefadres. Deze personen hebben zelf geen beroep ingediend en eiseres heeft niet onderbouwd dat zij nog een briefadres bij eiseres willen. Dit betekent dat de beroepen met nummers 21/3541, 22/3668, 22/3671, 22/3673, en 22/3677 niet-ontvankelijk zijn. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
Het beroep met nummer SGR 22/3670
3. Ten aanzien van de beslissing op bezwaar over het verzoek van [D] heeft verweerder ter zitting gesteld dat, hoewel in het besluit zelf niet staat dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard, bedoeld is het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften over te nemen en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens verweerder moet het besluit daarom worden gelezen als een niet-ontvankelijk verklaring. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In het bestreden besluit staat bij het onderwerp alleen vermeld dat op het bezwaar van [D] wordt beslist. Dat de Adviescommissie bezwaarschriften wel heeft geadviseerd over het bezwaar van eiseres maakt dit niet anders. Verweerder had uitdrukkelijk op het bezwaar van eiseres moeten beslissen. Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 april 2021 moet worden vernietigd voor zover verweerder daarbij niet op het bezwaar van eiseres heeft beslist. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Eiseres heeft namelijk niet onderbouwd dat zij een zelfstandig belang had bij de beoordeling van het bezwaar. Het verzoek om inschrijving moet worden gedaan door de persoon die op het briefadres wil worden ingeschreven. Dat eiseres een contract heeft met deze personen levert alleen een afgeleid belang op. De enkele stelling dat zij een ideëel belang vertegenwoordigd is ook onvoldoende om een zelfstandig belang voor eiseres aan te nemen.
Het beroep met nummer SGR 22/3676
4. Ook in deze zaak geldt dat verweerder het bezwaar van eiseres niet uitdrukkelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. In het bestreden besluit staat bij het onderwerp alleen vermeld dat op het bezwaar van [G] wordt beslist. Gelet op wat de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 3. heeft overwogen, moet dit beroep ook gegrond worden verklaard. Het besluit van 8 april 2021 moet worden vernietigd voor zover verweerder daarbij niet op het bezwaar van eiseres heeft beslist. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van eiseres, onder verwijzing naar de overweging hiervoor, alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
5. Omdat de rechtbank de beroepen 22/3670 en 22/3676 gegrond verklaart, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten voor deze beroepen. Omdat sprake is van samenhangende zaken worden deze voor de proceskostenveroordeling beschouwd als één zaak. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen met nummer SGR 21/3541, 22/3668, 22/3671, 22/3673 en 22/3677 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen met nummer SGR 22/3670 en 22/3676 gegrond;
- vernietigt de besluiten van 8 april 2021 in de zaken SGR 22/3670 en 22/3676 voor zover verweerder daarbij niet op de bezwaren van eiseres heeft beslist;
- verklaart de bezwaren van eiseres in deze twee zaken niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van de besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. M.D. Gunster en mr. F. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.