Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was op 1 april 2022 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 11 april 2022 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld, aangezien hij al in 2020 asiel had aangevraagd in Oostenrijk en in 2021 in Zwitserland. Eiser stelde dat verweerder direct na zijn inbewaringstelling op 1 april 2022 actie had moeten ondernemen voor de overdracht aan Oostenrijk. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien de noodzakelijke stappen voor de overdracht pas na het Dublinbesluit konden worden genomen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 april 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.