ECLI:NL:RBDHA:2022:11824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
09/842105-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot uitlokking van brandstichting met positieve ontwikkeling van verdachte en overschrijding van redelijke termijn

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van poging tot uitlokking van brandstichting. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 oktober 2022. De officier van justitie, mr. M. van Empelen, vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte via telefoongesprekken gedetailleerde instructies had gegeven over het maken van een molotovcocktail en de uitvoering van brandstichting, wat leidde tot de conclusie dat hij had geprobeerd een ander uit te lokken tot brandstichting. De rechtbank achtte de verdediging niet geloofwaardig, gezien de inhoud van de bewijsmiddelen.

De rechtbank overwoog dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden vanwege de positieve ontwikkeling van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank besloot dat het opleggen van een straf, bijna drie jaar na de feiten, geen strafrechtelijk doel meer diende.

Daarnaast werd in de uitspraak ook aandacht besteed aan de vordering van de officier van justitie met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank gelastte de teruggave van de meeste voorwerpen aan de verdachte, met uitzondering van enkele die verbeurd werden verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/842105-20
Datum uitspraak: 10 november 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2000 te ’[geboorteplaats],
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van
27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Empelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M.D. Naarden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2020 tot en met 3 februari 2020 te Den Haag, althans in Nederland, heeft gepoogd om [Naam] en/of een of meer anderen door in artikel 47, eerste lid, onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door giften, beloften, misbruik van gezag, middelen en het verschaffen van inlichtingen, te bewegen tot brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht), hebbende hij, verdachte - zakelijk weergegeven -
- [Naam] uitgelegd hoe hij een molotovcocktail/brandbom kan maken (sessie 16) en/of
- [Naam] uitgelegd dat hij een hamertje mee moet nemen en/of dat hij die molotovcocktail/brandbom door het (daarmee) geslagen gat moet gooien (sessie 87) en/of
- [Naam] gezegd dat hij ook gewoon een ruit in kan slaan (sessie 101) en/of
- [Naam] gevraagd of de voorbereiding gelukt is (sessie 377) en/of
- [Naam] gezegd dat hij het morgen opnieuw moet proberen (sessie 833),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft niet de intentie gehad iemand uit te lokken tot brandstichting. De verdachte heeft verklaard dat de telefoongesprekken met [Naam] (verder: [Naam]) berusten op fantasie.
3.3
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de getapte telefoongesprekken tussen de verdachte en [Naam] en de verklaring van de [medeverdachte] kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft gepoogd [Naam] uit te lokken tot het begaan van brandstichting. De verdachte heeft gedetailleerde inlichtingen verschaft over het maken van een molotovcocktail, op welke manier deze het beste naar binnen kon worden gegooid en meermaals gevraagd hoe het ervoor stond met de voorbereiding.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Door de verdediging is aangevoerd dat de telefoongesprekken tussen de verdachte en [Naam] zouden berusten op fantasie. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig gelet op de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen. Daaruit blijkt namelijk dat het niet alleen bij gesprekken is gebleven, maar dat [Naam], al dan niet met anderen, ook al is begonnen met de voorbereiding van de brandstichting. Ook de wijze waarop de verdachte meermaals, verspreid over verschillende dagen, heeft gevraagd hoe het stond met de voorbereiding past niet bij het beeld dat het slechts om fantasie ging. Het is dus niet gebleven bij slechts fantaserend praten over brandstichting.
In bijlage heeft de rechtbank de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij in de periode van 30 januari 2020 tot en met 3 februari 2020 te Den Haag, heeft gepoogd om [Naam] door in artikel 47, eerste lid, onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door het verschaffen van inlichtingen, te bewegen tot brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht), hebbende hij, verdachte – zakelijk weergegeven –
- [Naam] uitgelegd hoe hij een molotovcocktail kan maken (sessie 16) en
- [Naam] uitgelegd dat hij een hamertje mee moet nemen en dat hij die molotovcocktail door het (daarmee) geslagen gat moet gooien (sessie 87) en
- [Naam] gezegd dat hij ook gewoon een ruit in kan slaan (sessie 101) en
- [Naam] gevraagd of de voorbereiding gelukt is (sessie 377) en
- [Naam] gezegd dat hij het morgen opnieuw moet proberen (sessie 833),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat – rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de overschrijding van de redelijke termijn – de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis bij het niet (naar behoren) uitvoeren van de taakstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte verzocht om rekening te houden met de positieve persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waartoe de raadsvrouw een arbeidsovereenkomst heeft overgelegd, de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Sr. In het bijzonder heeft de raadsvrouw verzocht om in strafverminderende zin mee te wegen dat de dagvaarding niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sr nu artikel 46a Sr niet met zoveel woorden is opgenomen in de tenlastelegging, hetgeen een vormverzuim is. Dit heeft tot gevolg gehad dat het voor de verdachte niet duidelijk was wat hem werd verweten. De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf of een grotendeels voorwaardelijke taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft geprobeerd [Naam] via telefoongesprekken uit te lokken tot brandstichting en heeft hem daartoe gedetailleerde inlichtingen gegeven over het maken van een molotovcocktail en op welke manier deze het beste ergens naar binnen kon worden gegooid. Brandstichting is een zeer ernstig feit en de ontploffing van een molotovcocktail had ernstige schade of gevaar kunnen opleveren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2022. Daaruit is onder meer gebleken dat de verdachte eerder is veroordeeld en dat artikel 63 Sr van toepassing is op de onderhavige strafzaak.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn die is aangevangen op 4 februari 2020 in aanzienlijke mate, te weten met 9 maanden, is overschreden. De rechtbank weegt deze overschrijding mee in haar oordeel.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 6 februari 2020 aan de aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf – al dan niet in voorwaardelijke vorm – op dit moment, bijna drie jaar na dato, geen strafrechtelijk doel meer dient. Daarbij is acht geslagen op alle hiervoor genoemde omstandigheden van het geval. Er is sprake van een positieve ontwikkeling van de verdachte en van aanzienlijk tijdverloop. Daarom ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 2 en 6 genoemde voorwerpen, te weten de lifehammer en de BlackBerry zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 3, 4 en 5 genoemde voorwerpen, te weten de schroevendraaier, de ASUS computer en de USB stick zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave aan de verdachte verzocht van alle op de beslaglijst genoemde voorwerpen. De Apple Iphone 5s, vermeld onder nummer 1, heeft de verdachte al teruggekregen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet (meer) verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genoemde voorwerpen.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging om een ander door het verschaffen van inlichtingen te bewegen tot het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
beslag
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genoemde voorwerpen, te weten:
STK Apple iPhone 5s;
1 STK Lifehammer, kleur: geel;
1 STK schroevendraaier, kleur: rood;
1 STK computer, ASUS;
1 STK USB stick, kleur: zwart, Mercedes Bens sleutel uitvoering;
1 STK BlackBerry, kleur: zwart;
voorlopige hechtenis
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, rechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, rechter,
en mr. A.M.A. Keulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 november 2022.
Mr. D.L.S. Ceulen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van onderzoek Dominica / DH3R020017, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche (doorgenummerd pagina 1 t/m 328).
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 februari 2020 (p. 324-325) en zoals ter zitting door de verdachte is bevestigd, zijn de hieronder aangehaalde tapgesprekken met sessienummers
16en
87abusievelijk verkeerd uitgewerkt in die zin dat de namen zijn omgedraaid. Daar waar [Naam] staat wordt bedoeld [verdachte] (de verdachte) en daar waar [verdachte] staat wordt bedoeld [Naam]. De door de verdachte gemaakte opmerkingen zullen hieronder bij sessie 16 en 87 cursief worden weergegeven.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 februari 2020 (p. 166, met tapgesprekken in bijlagen op p. 170, 172, 174, 175, 179 en 248), voor zover inhoudende:
Vastgesteld werd dat de verdachte [verdachte] gebruik maakt van het [telefoonnummer 1].
Vastgesteld werd dat de verdachte [Naam] gebruikt maakt van het [telefoonnummer 2].
Tapgesprek 30 januari 2020 15:34:37 uur, sessienummer 16 (p. 170)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[Naam]
Je weet toch wel hoe je zo’n euhh… flesje moet maken?
[verdachte] Nee man, ik gooi altijd gewoon een cobra binnen of een nitraat.
[Naam]
Bro, nee man, nee man, kijk. Gewoon wat je doet, je vult gewoon een flesje met benzine, ewa en daar doe je gewon een servet… of ja…ja…ja… trek door die dop trek je een gat, doe je een dikke, dikke servet er doorheen, ewa en als je die dingen hebt gefixt, dan gooi je hem terwijl je die servet aansteekt. Snap je?
[Naam]
Je hoeft alleen effe langs een tankstation te rijden of zo (nvt) effe nadat hij klaar is met tanken en dan heb je alles al. Het enige wat je koopt voor een Euro een flesje van ergens, gewoon een halve liter minimaal. Een halve liter wel minimaal.
Tapgesprek 30 januari 2020 te 19:56:17 uur, sessienummer 87 (p. 172)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[Naam]
Bro, het enige wat je doet is met een schroevendraaier een flinke
gat in de dop er doorheen, neem een hamertje mee. Je steekt die
ding aan en die gooi je door het gat dat je hebt geslagen.
Tapgesprek 30 januari 2020 te 20:20:29 uur, sessienummer 101 (p. 174)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[Naam] Ik ga niet in mijn eentje die ruit kunnen ingooien. Ik ken die ruit
ook wel een beetje. Daar heb je minimaal twee man voor nodig.
Nou ik heb zondag iemand kunnen regelen, die betaal ik dan 3
donnies en doet met mij mee.
[verdachte] Ja maar je hoeft niet te gooien. Je kunt ook gewoon slaan.
Tapgesprek 1 februari 2020 te 00:02:12 uur, sessienummer 221 (p. 248)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[verdachte] (…) Je had een afspraak met mij
(…) als ik wat heb gepland dan verwacht ik dat jij daar bent.
Je gaat het op die manier doen hoe we het eerder hadden besproken met die fles met die mattie van je.
Tapgesprek 1 februari 2020 te 15:09:48 uur, sessienummer 377 (p. 175)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[verdachte] Een beetje gelukt voor vandaag?
[Naam] Vandaag? Ik had toch tegen jou gezegd zondag!!
[verdachte] Wah voor zondag. Weet je wat het is. Je gaat morgen doen dan?
[Naam] Ja
[verdachte] Oke, oke, oke. Dat is cool. Hoe zit het met de voorbereiding?
[verdachte] Zolang je het uiterlijk maar morgen heb gedaan.
Voorbereiding is gelukt?
Tapgesprek 3 februari 2020 te 02:29:06 uur, sessienummer 833 (p. 179)
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
[verdachte] Yo, je belde…
[Naam] Ja man. Ik ben er al naar toe geweest.
[verdachte] Oh en toen?
[Naam] Ik ben drie keer bijna gepakt. Het is zo dat we die fles hadden
verstopt.
[verdachte] Door wat?
[Naam] Ewa… coppa reed daar drie keer langs en we zijn 1x gefouilleerd.
Want we hadden die fles, zeg maar… je weet toch…zeg maar niet
die straat bij die kerk, maar die straat daarvoor.. daar heb je zo’n
tuintje of zo… we hadden hem in die tuin gestopt, tussen de bosjes.
[verdachte] No spang.. ja.. probeer het morgen opnieuw zou ik zeggen.
Ja, maar morgen dan
[Naam] Ja, toch is goed
2. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], opgemaakt op
5 februari 2020 (p. 250), voor zover inhoudende:
V: Er is ook nog een gesprek geweest tussen jou en [Naam]. Ik lees het je voor.
[medeverdachte]: Jo
[Naam]: Ja, ben jij nog in voor vanavond of niet?
[medeverdachte]: Uhm, wat is die hele planning voor vanavond?
[Naam]: Ja, eh, jij moet gewoon een ruitje intikken. Zo makkelijk is het.
[medeverdachte]: Ja toch. En hoe laat?
[Naam]: Ergens om drie uur ’s-nachts.
[medeverdachte]: Ik bedoel, ik bedoel, waar gaan we naartoe na dit?
[Naam]: Na die ding? Richting jouw osso.
[medeverdachte]: Ja, rechtstreeks?
[Naam]: Ja…
Wat kan je hierover vertellen?
A: Ja hij wilde een ruitje intikken.
A: Ik weet dat hij boos is op iemand en dat hij dat ruitje in wilde tikken.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor wat in de processen-verbaal van de tapsessie 16, 87,101, 221, 377, 833 is weergegeven. Het klopt dat ik dat allemaal heb gezegd.