ECLI:NL:RBDHA:2022:11818
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. van Paridon
- S.M. Kraan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Werkloosheidswet zonder spoedeisend belang
Op 9 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De verzoeker had een aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ingediend, welke door de verweerder was afgewezen. Na het indienen van bezwaar, dat ook ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 'onverwijlde spoed' vereist is. In deze zaak was er geen sprake van een acute financiële noodsituatie, aangezien de verzoeker had erkend dat er geen dreigende schulden waren en hij binnenkort een baan zou beginnen als juridisch medewerker bij de belastingdienst.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.