ECLI:NL:RBDHA:2022:11815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/3924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huishoudelijk medewerkster, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 21 januari 2020 door het Uwv was beëindigd, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 12 juli 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar zoon. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de medische en arbeidsdeskundige rapporten die ten grondslag lagen aan de beslissing van het Uwv. Eiseres betwistte de objectiviteit van deze rapporten en voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht de ZW-uitkering van eiseres per 21 januari 2020 heeft beëindigd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3924 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: M.A. Brouwer.

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 21 januari 2020 beëindigd.
Bij besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, begeleid door haar zoon A.E. Sönmez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als huishoudelijk medewerkster voor gemiddeld 36 uur per week. Per 21 december 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld en op 14 maart 2019 is aan eiseres per 1 januari 2019 een ZW-uitkering toegekend.
1.2.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft medisch en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Het medisch oordeel is vastgesteld door een primaire verzekeringsarts. De beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 november 2019. Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies voor eiseres geduid.
Verweerder heeft bij het primaire besluit vastgesteld dat eiseres per 21 januari 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat eiseres in staat is meer dan 65% te verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan dit standpunt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 28 april 2021 en het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige van 28 december 2020 ten grondslag gelegd.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert hiertegen het volgende aan. Eiseres betwist de objectiviteit van de rapporten en verzoekt om een onafhankelijke arts om haar arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Daarnaast zijn de beperkingen van eiseres onderschat en is zij niet in staat de geduide functies te verrichten. Tot slot stelt eiseres dat voor de resterende verdiencapaciteit minimaal 30 geschikte arbeidsplaatsen moeten worden aangetoond. Nu slechts 12 plaatsen zijn aangetoond, wordt niet aan deze eis voldaan. Ter onderbouwing heeft eiseres medische stukken overgelegd.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
Juridisch kader
Verweerder mag zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.1.
Eiseres is door de primaire verzekeringsarts lichamelijk en psychisch onderzocht tijdens het spreekuur op 4 november 2019. Daarnaast heeft de primaire verzekeringsarts dossierstudie verricht. De bevindingen zijn in een rapport van 25 november 2019 neergelegd. De primaire verzekeringsarts stelt vast dat eiseres een breed scala aan lichamelijke klachten heeft waarbij vooral de schouderklachten centraal staan. Hier is al in 2016 melding van gemaakt. Verder bestaan andere klachten waarbij in de FML rekening zal worden gehouden. Eiseres is ongeschikt tot het verrichten van haar arbeid en heeft verminderde benutbare mogelijkheden. De primaire verzekeringsarts heeft daarom aan de hand van haar bevindingen een FML opgesteld waarin zij de beperkingen van eiseres heeft vastgelegd.
4.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 28 april 2021 een rapport uitgebracht. Hiervoor is eiseres op het spreekuur gezien. Daarnaast zijn gegevens opgevraagd en is dossierstudie verricht. De verzekeringsarts b&b stelt vast dat eiseres duurzaam benutbare mogelijkheden heeft nu geen sprake is van een uitzonderingscategorie zoals bedoeld in het Schattingsbesluit. Geen concrete aanwijzingen bestaan voor een psychische stoornis en eiseres is ook niet meer onder behandeling voor de door haar gemelde psychische klachten.
De chronische pijnklachten van eiseres zijn deels wel en deels niet geobjectiveerd. Bij het vaststellen van de belastbaarheid is rekening gehouden met de chronische pijnklachten van het bewegingsapparaat.
4.3.
Eiseres is een maand na datum in geding gezien door een cardioloog. Onder verwijzing naar de brief van de cardioloog van 3 juli 2020 staat vast dat kort na datum in geding geen significatie stenose van de coronairen is gezien, aldus de verzekeringsarts b&b. Nu het tevens zo is dat in de FML al rekening is gehouden met een verminderde fysieke belastbaarheid, geeft de in augustus 2020 aan het hart verrichte ingreep in Turkije geen reden om de FML reeds per datum in geding aan te passen. De belastbaarheid van eiseres is naar medisch objectieve maatstaven niet overschat. Deze beoordeling is door de verzekeringsarts in beroep nogmaals bezien, wat niet tot een ander oordeel heeft geleid (medische rapportage van 25 augustus 2021).
5.1.
De rechtbank overweegt dat de aangevoerde beroepsgronden geen aanleiding geven voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat aandacht is besteed aan alle genoemde klachten, in het bijzonder ook de klachten aan de polsen en schouders en beperkingen ten aanzien van zitten en staan. Gesteld noch gebleken is dat klachten over het hoofd zijn gezien.
5.2.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel van de verzekeringsartsen onjuist is. De medische stukken die eiseres heeft overgelegd, zijn reeds door de verzekeringsarts b&b in diens rapport van 28 april 2021 betrokken. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel. Van innerlijke tegenstrijdigheden is de rechtbank niet gebleken. De enkele stelling van eiseres dat zij meer arbeidsongeschikt is dan is aangenomen, is onvoldoende. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen kan niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het gaat bij een medische beoordeling om de belastbaarheid die een medisch en objectiveerbaar gevolg is van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet doorslaggevend. De rechtbank onderschrijft om deze reden de medische grondslag van het bestreden besluit. Dit betekent dat er geen aanleiding is een deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke arts te benoemen dan ook af.
6.1.
De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 17 december 2019 voor eiseres de functies textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en monteur printplaten (SBC-code 267051) geduid. Eiseres kan met deze functies meer dan 65% van het maatmaninkomen kunnen verdienen, namelijk 100%.
6.2.
De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 11 januari 2021 de geduide functies heroverwogen. De arbeidsdeskundige heeft de functie productiemedewerker industrie verworpen, gezien de onvoldoende beheersing van de Engelse taal. De overige functies blijven geschikt voor eiseres. Eiseres zou met de resterende functies nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kunnen verdienen, namelijk 95,6 %.
6.3.
Eiseres stelt dat zij niet geschikt is voor de geduide functies. Uitgaande van de juistheid van de FML, waarin de door eiseres in beroep onderstreepte beperkingen ten aanzien van de polsen, schouders, zitten en staan zijn verwerkt, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres de geduide functies niet kan uitoefenen.
De arbeidsdeskundige heeft de signaleringen van een toelichting voorzien.
Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten.
6.4.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat minimaal dertig geschikte arbeidsplaatsen aangetoond moeten worden, wijst de rechtbank er op dat dit verouderde regelgeving betreft.
Bij besluit van 18 augustus 2004 is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten gewijzigd in die zin dat de bepaling dat de drie gevonden functies minimaal 30 arbeidsplaatsen moeten vertegenwoordigen, is aangepast. Het is voldoende als de arbeidskundige drie functies met minimaal drie arbeidsplaatsen per functie vindt die betrokkene gezien zijn beperkingen zou kunnen vervullen.
7. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht per 21 januari 2020 de
ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.