ECLI:NL:RBDHA:2022:11804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling die illegaal naar Nederland is gekomen met het doel om naar Groot-Brittannië te reizen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, een Albanees, was Nederland binnengekomen met de intentie om illegaal naar Groot-Brittannië te reizen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 maart 2022 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij zich niet aan het toezicht had onttrokken en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende gronden had om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, onder andere omdat hij voornemens was om illegaal naar Groot-Brittannië te reizen. Eiser betwistte de motivering van het besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de relevante omstandigheden van eiser in voldoende mate waren meegewogen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de opgelegde maatregelen gerechtvaardigd waren op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van besluiten in het vreemdelingenrecht en de beoordeling van individuele omstandigheden van vreemdelingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing van de Staatssecretaris in stand gelaten.