Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een vreemdeling, eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring was gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staandehouding van eiser onrechtmatig was, omdat de informatie die de verbalisanten hadden over illegale vreemdelingen in de omgeving onvoldoende was om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de algemene informatie over de aanwezigheid van illegale vreemdelingen in de buurt niet volstond om de staandehouding te onderbouwen.
Desondanks concludeerde de rechtbank dat de onrechtmatigheid van de staandehouding niet automatisch leidde tot de onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank weegt de belangen van de Staat en de vreemdeling tegen elkaar af en oordeelt dat de belangen van de Staat bij voortzetting van de bewaring zwaarder wegen, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 april 2022.