ECLI:NL:RBDHA:2022:11774
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 21 maart 2022, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 26 april 2022, maar beide partijen zijn niet verschenen, ondanks dat zij op de hoogte waren van de zitting. In de uitspraak van dezelfde dag in de zaak NL22.5571 is het beroep van de verzoeker behandeld, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 28 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.