ECLI:NL:RBDHA:2022:11751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang na liquidatie onderneming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2022, wordt het beroep van EPR Compliance Solutions B.V. tegen de afwijzing van een aanvraag om een werkgeverstegemoetkoming behandeld. De aanvraag was afgewezen door de minister van Defensie, met een besluit van 5 augustus 2021, en het bezwaar hiertegen werd bij besluit van 6 mei 2022 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 behandeld, waarbij de gewezen bestuurder [A] en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat EPR Compliance Solutions B.V. op 31 december 2021 is geliquideerd en daarmee is opgehouden te bestaan. De rechtbank stelt vast dat [A] als bestuurder geen zelfstandig belanghebbende is en dat er geen verzoek tot heropening van de vereffening is gedaan. Hierdoor heeft eiseres geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van de liquidatie van een rechtspersoon voor de mogelijkheid om beroep in te stellen. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3615

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2022 in de zaak tussen

de geliquideerde besloten vennootschap EPR Compliance Solutions B.V., te Etten, eiseres
(gemachtigde: mr. N.I. van Os),
en

de minister van Defensie, (verweerder)

(gemachtigde: mr. W. Damstra).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een werkgeverstegemoetkoming op grond van de Regeling werkgeverstegemoetkoming langdurige inzet reservisten 2018 (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [A], gewezen bestuurder, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Ook waren voor verweerder aanwezig mr. [B], [C] en [D].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
[A] is reservist bij de krijgsmacht, laatstelijk in de rang van majoor. In de periode van 25 april 2019 tot en met 25 oktober 2018 is hij opgeroepen in werkelijke dienst voor werkzaamheden als plaatsvervangend project officier. Deze opdracht is verlengd van
29 oktober 2018 tot en met 1 juni 2019, van 1 juni 2019 tot en met 31 mei 2021 en van
1 juni 2021 tot en met januari 2022. De laatste verlenging is op verzoek van [A] beëindigd op 9 december 2021.
1.2.
Aan EPR Compliance Solutions B.V., is op 20 juni 2018 een tegemoetkoming [1] toegekend in verband met de afwezigheid van reservist [A]. De tegemoetkoming is toegekend voor de periode van 25 april 2019 tot en met 25 oktober 2018. Op 15 juli 2020 is uit coulance nog een tegemoetkoming toegekend voor de periode van 1 juni 2019 tot en met 28 oktober 2019. Op 26 mei 2021 heeft [A] namens eiseres een aanvraag om een tegemoetkoming ingediend voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 mei 2021. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat volgens de regels maximaal één jaar aanspraak kan worden gemaakt op een tegemoetkoming als bijdrage in de kosten verband houdende met de afwezigheid van de reservist en aan eiseres al een tegemoetkoming van de maximale duur van één jaar is toegekend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
2.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij ten onrechte het beroep in behandeling heeft genomen als beroep op grond van de Wet ambtenaren defensie. Op de rechtspositie van een ambtenaar als omschreven in artikel 1 aanhef en onder a van die wet ziet de Regeling en het bestreden besluit niet. Dit betekent dat van deze rechtbank niet de militaire ambtenarenrechter, maar de algemene bestuursrechter bevoegd is tot kennisneming van het beroep. Op grond van procesefficiëntie wordt het beroep niet doorgezonden naar de rechtbank Gelderland die op grond van de relatieve competentieverdeling bevoegd is het beroep te behandelen.
2.2.
De rechtbank vindt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat er in deze zaak van moet worden uitgegaan dat majoor [A] als bestuurder namens EPR Compliance spreekt. Als militair ambtenaar kan hij zelf geen belanghebbende zijn. Anders dan de gemachtigde van eiseres betoogt, is [A] geen zelfstandig ondernemer maar was hij enig bestuurder van de rechtspersoon EPR Compliance Solutions B.V.
2.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. EPR Compliance Services is immers op 31 december 2021 geliquideerd en opgehouden te bestaan. Per 31 december 2021 is eiseres uit het Handelsregister uitgeschreven met de opmerking ‘geen bekende baten meer aanwezig bij rechtspersoon’.
2.4.
Ingevolge artikel 2:23c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening.
2.5.
Niet gebleken is dat zo’n verzoek tot heropening van de vereffening is gedaan, ook niet in verband met dit beroep. Hieruit volgt dat EPR Compliance Solutions B.V. na ontbinding niet meer is blijven voortbestaan. Daarom vindt de rechtbank dat eiseres geen belang heeft bij het beroep. Dat [A] tot 9 december 2021 was opgeroepen in werkelijke dienst en de onderneming op dat moment nog bestond, zoals de gemachtigde van eiseres naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders.
Conclusie?
3. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van het beroep.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling werkgeverstegemoetkoming langdurige inzet reservisten 2015.