ECLI:NL:RBDHA:2022:11738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
NL21.11450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Turkse eiser met vrees voor vervolging door Turkse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse nationaliteitdrager, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij vreest dat hij bij terugkeer naar Turkije door de autoriteiten zal worden aangehouden en gevangengenomen. Eiser heeft eerder meerdere keren verhoor ondergaan door de Turkse autoriteiten in verband met vermeende steun aan de Partiya Karkerên Kurdistan (PKK). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij niet aannemelijk achtte dat eiser in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat.

Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 31 maart 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de identiteit en de herkomst van eiser erkend, maar de staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de vrees van eiser voor vervolging niet aannemelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser's asielrelaas geloofwaardig is en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij daadwerkelijk risico loopt bij terugkeer naar Turkije.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van besluiten in asielzaken, vooral wanneer er sprake is van mogelijke vervolging in het land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Sivridag. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1980 en heeft de Turkse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest dat hij bij terugkeer naar Turkije door de Turkse autoriteiten aangehouden en gevangengenomen wordt. Dit omdat hij meerdere keren door de Turkse autoriteiten is verhoord in verband met vermeende ondersteuning van de Partiya Karkerên Kurdistan (hierna: PKK) en eiser denkt dat er inmiddels jegens hem een aanhoudingsbevel is afgegeven.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser voedsel en goederen heeft verstrekt aan de PKK en eiser daarover meermaals door de Turkse autoriteiten is verhoord. Verweerder acht echter niet aannemelijk dat eiser daadwerkelijk in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten en bij terugkeer een (reëel) risico loopt op vervolging of ernstige schade.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat hij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat en dat verweerder, mede gelet op de veroordeling van zijn vader vanwege hulp aan de PKK, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het risico op vervolging en ernstige schade niet reëel is. Ook heeft verweerder ten onrechte de druk en dreiging vanuit de PKK en het daaruit volgende vertrek naar Cyprus niet als apart element beoordeeld. Dat eiser zijn bedrijf feitelijk niet meer kan leiden is namelijk ook een daad van vervolging.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder het asielrelaas van eiser geheel geloofwaardig heeft geacht. Verweerder neemt aldus aan dat de vader van eiser door de Turkse autoriteiten is gemarteld, is opgepakt in 2011 en in 2012 ook onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf vanwege vermeende hulp aan de PKK, eiser zelf voedsel heeft verstrekt aan de PKK, eiser hiervan ook door de Turkse autoriteiten wordt verdacht en hij daarom meerdere malen door de Turkse autoriteiten is meegenomen en ondervraagd. Ook is door verweerder geloofwaardig geacht dat eiser om die reden is gevlucht naar Cyprus, eiser vervolgens ook in Cyprus oproepen kreeg voor verhoren, eiser uiteindelijk is gevlucht en er vervolgens aan de vrouw van eiser is meegedeeld dat als eiser niet zou voldoen aan de oproep om naar Turkije te komen voor een verhoor, er een aanhoudingsbevel zou volgen.
7. De rechtbank is, in het licht van de het in het voorgaande genoemde geloofwaardig geachte feiten en omstandigheden, van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers vrees om bij terugkeer naar Turkije aangehouden en gevangengenomen te worden niet aannemelijk is dan wel dat niet aannemelijk is dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Aan eiser (zijn vrouw) is immers mondeling medegedeeld dat eiser bij het niet verschijnen op de oproep voor verhoor een aanhoudingsbevel krijgt. De stelling van verweerder dat met de meerdere verhoren wel is gebleken van belangstelling van de Turkse autoriteiten, maar die belangstelling niet negatief zou zijn nu eiser nooit is opgepakt en/of problemen naar aanleiding van die verhoren heeft ondervonden, acht de rechtbank gelet op die omstandigheid niet houdbaar. Daarbij komt dat uit het Algemeen Ambtsbericht van Turkije volgt dat arrestatiebevelen kunnen worden uitgevaardigd tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafzaak en dat in de praktijk arrestatiebevelen meestal zonder officiële kennisgeving worden uitgevaardigd, omdat anders het risico bestaat dat de verdachte op de vlucht zal slaan. [1] Dit betekent dat uit het feit dat eiser geen aanhoudingsbevel heeft kunnen overleggen, niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er ook geen arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd. Daarnaast maakt het ambtsbericht melding van de negatieve aandacht voor familieleden van (vermeende) PKK-leden en in ieder geval één ernstig incident betreffende twee mannen die verdacht werden van het geven van steun aan de PKK. [2] Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank eisers vrees dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat en dat hij bij terugkeer naar Turkije gearresteerd zal worden en in strijd met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zal worden behandeld. Het bestreden besluit bevat daarom een motiveringsgebrek en komt voor vernietiging in aanmerking.
Conclusie
8. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal verweerder opdragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting met een waarde van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na het verzenden van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Turkije van maart 2022, p. 28.
2.Idem p. 53.