ECLI:NL:RBDHA:2022:11737
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op basis van ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen door militie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser. De eiser, geboren in 1974, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de verklaringen van de eiser over bedreigingen door de militie Djeis Al Mahdi ongeloofwaardig waren. De eiser had verklaard dat hij in 2008 was bedreigd vanwege zijn samenwerking met de Amerikanen in het Irakese leger en dat hij na een conflict met zijn zwager in 2018 opnieuw bedreigd werd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser inconsistent en ongerijmd waren, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestond. De rechtbank vond het bevreemdend dat de eiser na de eerste bedreiging in 2008 nog tien jaar in Irak had kunnen leven zonder verdere problemen. Ook de rol van de zwager in de bedreigingen werd als onduidelijk en ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.