ECLI:NL:RBDHA:2022:11737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
NL21.11293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op basis van ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen door militie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser. De eiser, geboren in 1974, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de verklaringen van de eiser over bedreigingen door de militie Djeis Al Mahdi ongeloofwaardig waren. De eiser had verklaard dat hij in 2008 was bedreigd vanwege zijn samenwerking met de Amerikanen in het Irakese leger en dat hij na een conflict met zijn zwager in 2018 opnieuw bedreigd werd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser inconsistent en ongerijmd waren, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestond. De rechtbank vond het bevreemdend dat de eiser na de eerste bedreiging in 2008 nog tien jaar in Irak had kunnen leven zonder verdere problemen. Ook de rol van de zwager in de bedreigingen werd als onduidelijk en ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 16 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1974 en heeft de Iraakse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in 2008 is bedreigd door de [militante groepering] militie vanwege zijn samenwerking in het Irakese leger met de Amerikanen. Na een conflict met zijn zwager in 2018 is [militante groepering] via die zwager op de hoogte gekomen van eisers verblijfplaats te [plaats] . Eiser is vervolgens door [militante groepering] met de dood bedreigd, waarna eiser uit vrees voor zijn leven Irak heeft verlaten.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser echter ongeloofwaardige verklaringen afgelegd over de bedreiging door [militante groepering] .
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de zienswijze niet tot een ander standpunt leidt. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser zonder problemen Irak is uitgereisd, nu eiser immers geen problemen heeft met de Iraakse autoriteiten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bedreigingen door [militante groepering]
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de bedreigingen door de militie [militante groepering] ongerijmd, wisselend en – daarmee – ongeloofwaardig zijn. Nu [militante groepering] volgens eisers eigen verklaringen een machtige militie is die in de zuidelijke provincies van Irak actief is, heeft verweerder niet ten onrechte ongerijmd geacht dat eiser nooit zelf in persoon is benaderd en dat de bedreigingen ook nooit door de militie ten uitvoer zijn gebracht. Dit terwijl uit de door eiser overgelegde landeninformatie [1] volgt dat [militante groepering] door politieke connecties en met behulp van de politie en het militair apparaat en middels het verspreiden van lijsten met gezochte personen binnen de militie en andere groepen, gezochte personen in heel Irak kan opsporen. Dat eiser na de eerste bedreiging in 2008 nog tien jaar ongestoord in een andere stad ( [plaats] ) in de zuidelijke provincies heeft kunnen leven, is in dat licht bevreemdend. Dit geldt eveneens voor het gegeven dat [militante groepering] , zoals volgt uit eisers verklaringen, twee jaar lang de verschillende smoesjes van eisers ouders zouden accepteren, zonder de bedreigingen te intensiveren. Bovendien valt hiermee niet te rijmen dat eisers achtergebleven familieleden momenteel veilig in Bagdad verblijven. Ook volgt uit de door eiser overgelegde landeninformatie [2] dat er geen recente rapporten zijn met betrekking tot dreiging van vervolging door milities vanwege samenwerking met westerse troepen. De meest gewelddadige periode was van 2005 tot 2008, maar momenteel hebben personen met (vermeende) betrokkenheid bij ondersteuning van westerse troepen geen gegronde vrees voor vervolging.
Problemen met zwager
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de problemen met zijn zwager ongerijmd en bevreemdend zijn. Nu eiser verklaart dat zijn zwager actief lid is van de [militante groepering] militie en hij ook op de hoogte was van eisers verleden met deze militie, valt niet in te zien dat eisers zwager niet eerder aan de militie heeft doorgegeven waar eisers verblijfplaats was. Dat eisers zwager vervolgens na een conflict over de verkoop van een huis deze verblijfplaats wel aan de militie zou hebben doorgegeven, heeft verweerder gelet op de mogelijke desastreuze gevolgen van die keuze niet ten onrechte bevreemdend geacht. Temeer aangezien eiser en zijn zwager volgens eisers verklaringen tot de verkoop van het huis nooit problemen met elkaar hebben gehad.
Herhalen zienswijze
6. Eiser heeft in zijn beroepsschrift veel argumenten opgenomen die hij ook al in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft in het bestreden besluit op die zienswijze een gemotiveerde reactie gegeven. Voor zover eiser in beroep niet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan de beroepsgrond hierom al niet slagen.

Conclusie

7. De aanvraag is op goede gronden afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr.A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Rebwar Fatah, expert opinion, oktober 2010, bijlage 5 bij de zienswijze.
2.EASO, Richtlijnen Irak, 9 februari 2021, bijlage 1 bij de zienswijze.