ECLI:NL:RBDHA:2022:11736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
NL20.20433 en NL21.16611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Ugandese lesbische vrouw en de beoordeling van haar geloofwaardigheid door de IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Ugandese vrouw, die stelt lesbisch te zijn en daardoor problemen in haar thuisland te ondervinden. De aanvraag werd eerder afgewezen, maar de rechtbank vernietigde deze afwijzing in 2019. In het bestreden besluit van 23 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag opnieuw afgewezen, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid ter discussie werd gesteld. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet verscheen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de eerdere uitspraak en de motivering van de afwijzing niet voldoende is. De rechtbank benadrukt dat de verklaringen van eiseres over haar lesbische geaardheid meer gewicht hadden moeten krijgen in de beoordeling.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kan standhouden en vernietigt dit. Eiseres heeft recht op een nieuwe beoordeling van haar asielaanvraag, waarbij de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518,-. Het beroep met zaaknummer NL21.16611 wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat het al een eerder beroep betreft dat aanhangig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20433 en NL21.16611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 29 oktober 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld (NL20.20433).
Verweerder heeft dit besluit ingetrokken.
In het besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL21.16611).
De rechtbank heeft de beroepen op 31 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht van
verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Ugandese nationaliteit. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is en daardoor problemen in haar land van herkomst heeft gehad. Verweerder heeft haar asielaanvraag in het besluit van 15 oktober 2019 afgewezen als ongegrond. Dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, bij uitspraak van 5 december 2019 (zaaknummer NL19.25217) vernietigd.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag van eiseres opnieuw beoordeeld en daarbij haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres over haar gestelde seksuele geaardheid echter ongerijmde, bevreemdingwekkende, summiere en vage verklaringen afgelegd. Ook over de problemen vanwege haar lesbische geaardheid heeft eiseres volgens verweerder vaag en ongerijmd verklaard. Hierom heeft verweerder de gestelde lesbische geaardheid van eiseres en de daaruit volgende problemen ongeloofwaardig geacht.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat er ten onrechte geen FMMU-advies is uitgebracht voorafgaand aan het aanvullend gehoor. Ook heeft verweerder ten onrechte naar aanleiding van de rechtbankuitspraak een aanvullend gehoor gehouden in plaats van een nieuwe weging te maken. Verder voert eiseres aan dat ten onrechte niet is voldaan aan het vier-ogenbeginsel, nu de hoormedewerker, opsteller van het voornemen en het bestreden besluit dezelfde persoon betreft. Die IND-medewerker heeft tevens het voornemen en besluit van de ex-partner van eiseres opgesteld. Ook is niet duidelijk of de LHBTI-coördinator is ingeschakeld. Verder heeft verweerder de verklaringen van eiseres ten aanzien van haar lesbische geaardheid en problemen die zij vanwege haar geaardheid heeft ondervonden, ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd, als ongeloofwaardig bestempeld. Eiseres is bovendien ten onrechte tegengeworpen dat zij geen LHBTI-activiteiten heeft bijgewoond, dit is namelijk wel het geval. Ook blijkt uit de asielzaak van een lesbische teamgenoot van eiseres dat het paspoort van eiseres is ingenomen door de teammanager en aan de Nederlandse cricketbond is gegeven, precies zoals eiseres heeft verklaard. Tot slot stelt eiseres dat het COA weigert om een verklaring over haar LHBTI-activiteiten af te geven, en haar dan ook niet verweten kan worden dat zij op dit punt geen onderbouwing kan geven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat een belangrijk uitgangspunt voor de beoordeling van deze zaak ligt in de onder 1 genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 5 december 2019, waarin de eerdere afwijzing van de asielaanvraag van eiseres is vernietigd en waartegen verweerder niet in hoger beroep is gegaan. In die uitspraak heeft de rechtbank onder meer overwogen dat verweerder in dit geval in de concreetheid en inzichtelijkheid van de verklaringen van eiseres over de ontdekking van haar geaardheid en haar relatie met haar partner, aanknopingspunten had moeten vinden hieraan meer gewicht toe te kennen dan verweerder heeft gedaan. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat volgens de werkinstructie die verweerder hanteert bij de beoordeling van zaken waarin de geaardheid als asielmotief is aangevoerd, het gewicht dat toekomt aan een verklaring sterk afhangt van de individuele zaak en een andere weging van de verklaringen verweerder kan brengen tot een ander eindoordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit.
5. Met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling van de verklaringen van eiseres over haar gestelde lesbische geaardheid heeft verweerder een aanvullend gehoor gehouden en alle verklaringen van eiseres over haar gestelde geaardheid opnieuw integraal beoordeeld. Het staat verweerder vrij om dit te doen, maar dit laat onverlet dat verweerder in lijn met de eerdere rechtbankuitspraak in het bestreden besluit bij de beoordeling van de geloofwaardigheid meer gewicht moest toekennen aan de verklaringen van eiseres over de ontdekking van haar geaardheid en haar relatie met haar partner, en moest motiveren in hoeverre een nieuwe weging leidt tot het al dan niet geloofwaardig bevinden van de gestelde lesbische geaardheid van eiseres en de gestelde problemen die zij naar aanleiding van die gestelde geaardheid heeft ondervonden. Nu verweerder in het bestreden besluit niet duidelijk heeft gemaakt hoe hij de door de rechtbank in de eerdere uitspraak benoemde aspecten heeft gewogen en wat maakt dat ondanks het daaraan toe te kennen zwaardere gewicht, de eerdere conclusie uit het vernietigde besluit gehandhaafd blijft, heeft verweerder niet aan de opdracht, gegeven in de uitspraak van 5 december 2019, voldaan. Verweerder is ten slotte niet op zitting verschenen om een en ander nader toe te lichten of te motiveren.
6. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het bestreden besluit onvoldoende uitvoering is gegeven aan en rekening is gehouden met de eerdere uitspraak van de rechtbank en dat hierom nog steeds onvoldoende is gemotiveerd waarom eiseres niet gevolgd wordt in haar verklaringen over haar lesbische gerichtheid. Het bestreden besluit kan daarom geen standhouden en komt hierom al voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden. De rechtbank ziet gezien de aard en de omvang van de gebreken geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal de asielaanvraag van eiseres opnieuw moeten beoordelen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Naar het oordeel van de rechtbank omvat het bestreden besluit een vervanging van het besluit van 29 oktober 2020. Het op 26 november 2020 ingediende beroep met zaaknummer NL20.20433 heeft gelet hierop mede betrekking op het bestreden besluit. Hieruit volgt dat eiseres geen procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep met zaaknummer NL21.16611 omdat er al een eerder beroep gericht tegen het bestreden besluit aanhangig is en de in het nieuwe beroep ingebrachte gronden als aanvullende gronden in het eerdere beroep worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom het beroep met zaaknummer NL21.16611 niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
8. Het beroep met zaaknummer NL20.20433 is gegrond. Het beroep met zaaknummer NL21.16611 is niet-ontvankelijk.
9. Omdat het beroep met zaaknummer NL20.20433 gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

In NL20.20433
De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
In NL21.16611
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr.A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.