In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Ugandese vrouw die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De vrouw, geboren in 1995, heeft verklaard lesbisch te zijn en heeft problemen ondervonden in haar thuisland vanwege haar seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag in een eerder besluit afgewezen als ongegrond, maar deze afwijzing werd door de rechtbank in Zwolle vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van de vrouw ongeloofwaardig waren. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag opnieuw beoordeeld, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris wederom niet voldoende rekening heeft gehouden met de eerdere uitspraak en de daarin gegeven oordelen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrouw niet gevolgd kan worden in haar verklaringen over haar lesbische geaardheid en de problemen die zij in Uganda heeft ervaren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.518,-.