ECLI:NL:RBDHA:2022:11727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker op 1 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 25 oktober 2021 was ingediend. Op 25 augustus 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, alsnog een beslissing genomen op de asielaanvraag. Na deze beslissing heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op €379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.