ECLI:NL:RBDHA:2022:11717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
09-170432-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreigingen en overtreding tijdelijk huisverbod door verdachte in Katwijk

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreigingen en het overtreden van een tijdelijk huisverbod. De verdachte, geboren in 1975, had op verschillende momenten in de periode van 1 februari 2022 tot en met 14 maart 2022 contact opgenomen met personen die in het huisverbod waren genoemd. Daarnaast heeft hij de aangeefster, [slachtoffer], meermalen bedreigd via WhatsApp en e-mail met ernstige geweldsdelicten. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen vrijspraak bepleit door zijn raadsman. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafoplegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 103 dagen geëist, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 73 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €250,- aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 2022. De verdachte is tevens veroordeeld tot het betalen van een schadevergoedingsmaatregel aan de Staat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/170432-22, 09/093497-22 (ttz. gev.) en 09/181956-21 (tul)
Datum uitspraak: 10 november 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 [plaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.C.M. Sprenger naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van de zaak met het parketnummer: 09/170432-22 (hierna: dagvaarding I)
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2022 tot en met 7 juli 2022 te Katwijk , althans in Nederland [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar via whatsapp en/of e-mail (onder meer)
de volgende berichten toe te zenden:
"je gaaf eraan",
"je tijd zit erop",
"ik ga jou afmaken",
"hokr stemmen dat ik jou moet dkodmaken",
"ik maak jou af dan is het eindelijk klaar ja",
"vluchten jij want ik ga jou laten sterven moet krijg opdrachten dat te doen nu al
hele tijd"
"jij moet dood",
"ik kijk uit naar het moment dat ik jou kop eraf trek",
"jij gaat sterven kankerhard dit keer zorg ik dat jij niet meer zal opstaan",
"haahahhaha domme kankerhoer sla je kanker kop eraf",
"ik zoek jou op binnnenkort en mep je helemaal de tiffus in hahaahhaah" en/of
"je heb mij leven verwoest nu kom ik jou wegmaken vandaag nog mss anders heel snel morgen";
Ten aanzien van de zaak met het parketnummer: 09/093497-22 (hierna: dagvaarding II)
1
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 1 februari 2022 te Katwijk in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01-02-2022 t/m 14-03-2022 te Katwijk, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- "Zal je leren", en/of "Maak je af", en/of
- "Trap je echt het ziekenhuis in als ik voor niks kom" en/of "Trek je kankerkop van
je romp", en/of "Vanaf nu ben ik altijd in de buurt", en.of "Had je gewaarschuwd",
en/of "Ik ga jou helemaal kapot maken dat snap je zelf wel", en/of
- "Hier kan niemand iets aan voorkomen, met plezier grijp ik jou, echt kijk maar
goed om je heen, ineens sta ik voor je neus en kan je niks meer doen", en/of
- "Nu heb je met een gek te maken die je wil lynchen" en/of "Jij gaat boeten kut,
nergens ga jij meer veilig zijn", en/of
- "Maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de bewezen verklaarde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van het bij dagvaarding I tenlastegelegde feit:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Katwijk-Noordwijk, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 114).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 oktober 2022;
2. Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 21 juni 2022 (p. 6 t/m 41);
3. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 7 juli 2022 (p. 42 t/m 89);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 juli 2022 (p. 90);
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 7 juli 2022 (p. 110 t/m 114).
Ten aanzien van de bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Katwijk-Noordwijk, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 51).
Ten aanzien van feit 1:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 oktober 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 februari 2022 (p. 5 en 6);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 februari 2022
(p. 7 t/m 10):
Ten aanzien van feit 2:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 oktober 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 februari 2022 (p. 5 en 6):
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 februari 2022
(p. 7 t/m 10):
4. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt op 10 maart 2022 (p. 12 t/m 28):
5. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt op 16 maart 2022 (p. 29 t/m 31).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 7 juli 2022 te Katwijk, althans in Nederland [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door haar via
Whats
App of e-mail onder meer de volgende berichten toe te zenden:
"je gaaf eraan",
"je tijd zit erop",
"ik ga jou afmaken",
"hokr stemmen dat ik jou moet dkodmaken",
"ik maak jou af dan is het eindelijk klaar ja",
"vluchten jij want ik ga jou laten sterven moet krijg opdrachten dat te doen nu al hele tijd"
"jij moet dood",
"ik kijk uit naar het moment dat ik jou kop eraf trek",
"jij gaat sterven kankerhard dit keer zorg ik dat jij niet meer zal opstaan", en
"je heb mij leven verwoest nu kom ik jou wegmaken vandaag nog mss anders heel snel morgen";
Ten aanzien van dagvaarding II
1
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 1 februari 2022 te Katwijk in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één van de in dat huisverbod genoemde personen;
2
hij in de periode van 01-02-2022 t/m 14-03-2022 te Katwijk, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- "Zal je leren", "Maak je af", en
- "Trap je echt het ziekenhuis in als ik voor niks kom" en "Trek je kankerkop van
je romp", en "Vanaf nu ben ik altijd in de buurt", en "Had je gewaarschuwd",
en "Ik ga jou helemaal kapot maken dat snap je zelf wel", en
- "Hier kan niemand iets aan voorkomen, met plezier grijp ik jou, echt kijk maar
goed om je heen, ineens sta ik voor je neus en kan je niks meer doen", en
- "Nu heb je met een gek te maken die je wil lynchen" en "Jij gaat boeten kut,
nergens ga jij meer veilig zijn", en
- "Maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd:
 dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
103 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis;
  • dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die de reclassering heeft voorgesteld in haar advies van 26 september 2022, op de kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken na en met de volgende aanvulling op het contactverbod: met uitzondering van het contact dat noodzakelijk is voor de omgangsregeling van de dochter van de verdachte en [slachtoffer] en
  • dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de volgende omstandigheden:
  • voor een overtreding van een tijdelijk huisverbod wordt doorgaans 1 week of 2 weken gevangenisstraf opgelegd, daarnaast is op basis van de LOVS-oriëntatiepunten een geldboete van € 250,- een passende straf voor een bedreiging.
  • weliswaar gaat het in dit geval om meerdere bedreigingen maar nog kan er
maximaal een gevangenisstraf worden opgelegd die qua duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
  • anders dan de officier van justitie heeft gesteld, kan de verdachte niet worden beschouwd als recidivist van huiselijk geweld omdat de tenlastegelegde bedreigingen, misdrijven tegen de vrijheid betreffen en geen geweldsmisdrijven;
  • de verdachte toont zelfreflectie en heeft oprecht zijn spijt betuigd;
  • de behandeling van de verdachte bij Fivoor verloopt goed;
  • de rapporteur van het Pro Justitia rapport, heeft geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen;
  • de verdachte wil zich conformeren aan de voorwaarden die de reclassering heeft voorgesteld in haar advies van 26 september 2022, met uitzondering van de kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken en het contactverbod met de aangeefster. De verdachte moet contact met de aangeefster kunnen onderhouden in verband met de omgangsregeling die hij met zijn dochter heeft.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan bedreiging van de aangeefster en overtreding van een aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod door, ondanks dit verbod, toch weer contact op te nemen met de aangeefster. De bedreigingen die de verdachte heeft gestuurd betreffen zeer ernstige bedreigingen. De verdachte heeft onder meer gedreigd het slachtoffer te zullen doden, haar te lynchen, haar kop eraf te trekken, haar zo hard te slaan dat zij niet meer op zou kunnen staan en haar het ziekenhuis in te trappen. Uit de verklaringen die de aangeefster heeft afgelegd bij de politie en de aangiftes die zij tegen de verdachte heeft gedaan, blijkt dat deze bedreigingen zeer beangstigend voor haar zijn geweest en een enorme impact op haar dagelijkse leven hebben gehad. Zij heeft aangegeven dat de bedreigingen haar geestelijk hebben uitgeput, zij er de hele dag aan dacht en zij als gevolg van de bedreigingen contante spanningen in haar leven ervoer. Ook na de kans die de verdachte had gekregen door het voorwaardelijk sepot met betrekking tot de feiten van dagvaarding II en ondanks een waarschuwing die hij op 29 juni 2022 van de politie had gekregen, is de verdachte doorgegaan met het uiten van ernstige bedreigingen naar de aangeefster. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Persoon van de verdachte
De verdediging heeft gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten die van toepassing zijn op een bedreiging. Gelet op de ernst van de bedreigingen en de hoeveelheid bedreigingen die de verdachte naar de aangeefster heeft gestuurd, acht de rechtbank deze oriëntatiepunten geen goed uitgangspunt bij de strafoplegging en heeft zij om die reden hierop geen acht geslagen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank wel rekening gehouden met de psychologische
Pro Jusititia rapportage die op 2 september 2022 door drs. [naam] over de verdachte is opgesteld en het reclasseringsadvies dat op 26 september 2022 over hem is opgesteld.
Voornoemde Pro Justitia rapporteur concludeert dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte dient te worden toegerekend en schat het recidivegevaar op langere termijn in als hoog als de problemen van de verdachte blijven aanhouden en hij stress ervaart. De reclassering schat het recidiverisico ook in als hoog. Zolang er onduidelijkheid blijft bestaan over de omgangsregeling van de verdachte met zijn dochter zal dit volgens de reclassering voor een stressverhogende situatie zorgen. Het is daarom belangrijk dat deze problemen worden aangepakt. De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een meldplicht bij de reclassering op te leggen, evenals een ambulante behandelverplichting bij het Forensisch Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorginstelling, een contactverbod met de aangeefster, een alcohol- en drugsverbod met een controle op de naleving van deze verboden en de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken.
De rechtbank heeft ten slotte ten nadele van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij, blijkens zijn strafblad van 21 september 2022, in de afgelopen vijf jaar ook al is veroordeeld wegens een strafbaar feit jegens aangeefster, te weten mishandeling.
Gelet op de ernst van de bedreigingen, de hoeveelheid bedreigingen, de impact die de bedreigingen hebben gehad op het leven van de aangeefster en de omstandigheid dat de verdachte maar door is blijven gaan met het sturen van bedreigingen terwijl de politie er al meerdere malen bij hem op had aangedrongen om te stoppen met het sturen hiervan, acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf bestaande uit een gevangenisstraf passend.
De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk aan de verdachte opleggen om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Zij zal daaraan de door de reclassering geadviseerde meldplicht, behandelverplichting en alcohol- en drugsverbod opleggen, maar de door de reclassering geadviseerde kortdurende klinische opname niet. Als en wanneer een dergelijke opname wenselijk wordt, kan onderbouwd met een deskundig advies om wijziging van de bijzondere voorwaarden gevraagd worden.
Over het door de reclassering geadviseerde contactverbod met de aangeefster overweegt de rechtbank het volgende. De raadsman heeft bepleit om dit verbod niet aan de verdachte op te leggen vanwege het contact dat de verdachte met de aangeefster moet onderhouden in het kader van de omgangsregeling die zij met elkaar hebben afgesproken betreffende hun dochter. Vanwege het door de Pro Justitia rapporteur en de reclassering ingeschatte hoge recidiverisico acht de rechtbank een contactverbod wel noodzakelijk, met als uitzondering dat de verdachte wel contact met de aangeefster mag opnemen als dat strikt noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling die zij hebben afgesproken met betrekking tot hun dochter.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren. Op basis van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank hiertoe alleen overgaan als ten minste een van de bewezenverklaarde feiten een misdrijf betreft dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat geen van de bewezen verklaarde feiten een dergelijk misdrijf betreft, kan en zal zij de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De inhoud van de vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een immateriële schadevergoeding van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering integraal zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair het volgende bepleit. Bij een eerdere mishandelingszaak en de zaak die voorwaardelijk is geseponeerd, is niet gebleken dat de aangeefster immateriële schade had geleden. Gelet hierop in combinatie met de omstandigheid dat de vordering niet is onderbouwd, dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat aansluiting dient te worden gezocht bij het schadebedrag dat is toegewezen in het arrest dat als onderbouwing bij de vordering is gevoegd. Het gaat hierbij om een bedrag van € 250,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 250,-.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 250,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 februari 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
de schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] . Gelet op de slechte financiële situatie van de verdachte, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte dit bedrag in vijf tweemaandelijkse termijnen van elk € 50,- mag voldoen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van 20 september 2022, inhoudende dat de aan de verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2021 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 30 uren, ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de proeftijd van de tul-zaak met 1 jaar te verlengen, zodat de bijzondere voorwaarden die in het kader van deze zaak aan de verdachte zijn opgelegd van toepassing blijven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 20 september 2022 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2021, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer: 09/170432-22 ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding II met parketnummer: 09/093497-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het bij dagvaarding I tenlastegelegde feit:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde feit:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 2 tenlastegelegde feit:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
73 (drieënzeventig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
30 (dertig) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij [reclassering] , [adres 2] ( [telefoonnummer] ) en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, onder behandeling stelt van het Forensisch Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke - door de reclassering te bepalen - zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens deze instelling worden gegeven;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en met uitzondering van het contact dat noodzakelijk is in het kader van de omgangsregeling die de verdachte en [slachtoffer] hebben getroffen met betrekking tot hun dochter;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
geeft opdracht aan [reclassering] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 250,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat het bedrag van de schadevergoedingsmaatregel mag worden voldaan in
5 opeenvolgende tweemaandelijkse termijn van € 50,- elk;
de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf:
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2021, gewezen onder parketnummer 09/181956-21, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis;
voorlopige hechtenis
09/170432-22:
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.C. Berg, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2022.
Mr. Renckens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.