ECLI:NL:RBDHA:2022:11708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/09/608348 / HA ZA 21-227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens gebrekkige uitvoering en schadevergoeding

In deze zaak vorderden [eisers] betaling van € 62.498,92 van AILANT BOUWTECH B.V. wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat Ailant tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, wat leidde tot de gedeeltelijke ontbinding door [eisers]. De rechtbank stelde vast dat Ailant gebrekkig werk had afgeleverd en dat [eisers] meer had betaald dan de waarde van de geleverde werkzaamheden. Ailant had op 14 februari 2020 haar werkzaamheden opgeschort, maar de rechtbank oordeelde dat deze opschorting niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat Ailant € 27.016,55 aan [eisers] moest betalen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vordering van Ailant in reconventie werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/608348 / HA ZA 21-227
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden in het verzet,
oorspronkelijke eisende partijen,
advocaat mr. A.S.J. Graventein-van Etten te ’s-Gravenhage,
tegen
AILANT BOUWTECH B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
advocaat mr. J.J.M. van Lint te Sassenheim.
Partijen zullen hierna Ailant en [eisers] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • het verstekvonnis van 19 augustus 2020 met zaaknummer C/09/596094 HA-ZA 20-681 waarin alle vorderingen van [eisers] zijn toegewezen,
  • de verzetdagvaarding van 24 december 2020 houdende een eis in reconventie,
  • de akte inbreng producties van Ailant van 3 maart 2021 met producties 1-30,
  • het tussenvonnis van 6 april 2022 waarbij de mondelinge behandeling op 19 mei 2022 is bevolen,
  • de brief van 9 mei 2022 van [eisers] met producties 16 en 17.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022. De rechtbank heeft van dat wat partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht zittingsaantekeningen gemaakt voor het rechtbankdossier.
1.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft op 22 oktober 2019 op www.homedeal.nl een aanvraag geplaatst voor een aanbouw aan zijn woning. Ailant heeft vervolgens contact opgenomen met [eisers] , wat heeft geleid tot een bespreking.
2.2.
Ailant heeft op 4 november 2019 een offerte (offerte 1) van € 44.037,95 uitgebracht voor een casco-aanbouw van 3,0 bij 6,0 meter.
2.3.
Op 11 november heeft Ailant een offerte uitgebracht van € 15.106,85 (offerte 2) die ziet op alleen de fundering, wat een onderdeel van offerte 1 was. [eisers] heeft deze offerte ondertekend. Diezelfde dag heeft [eisers] aan Ailant het volgende gemaild:

In navolging van ons voorgaande gesprek bevestigen wij dat de aanbouw gaarne aangepast wordt van 3 meter bij 6 meter naar 3,5 meter bij 6 meter. De kozijnen hierin willen wij in de kleurzetting marineblauw en gebroken wit (zoals afgesproken ontvang je de RAL nrs. zodra je de kozijnen zal bestellen). (…)
De afmeting van de schuifpui en kozijn willen wij 3,5 meter in de breedte en de hoekraam 0,50 bij 0,75 m. De betaling hebben wij per bank ook verricht.
Tot slot ontvangen wij graag nog een offerte voor de volgende werkzaamheden:
• Verbouwing WC (Begane Grond) en volledige badkamer incl. leidingwerk (1e verdieping)
• Aanbrengen vloerverwarming (alleen Begane grond)
• Tegelwerk (vloer, badkamer en wc)
• Aanbrengen voorbereiding leiding/electrawerk keuken (vaatwasser en perilex t.b.v.
kookeiland)
• Infreeswerk van leidingen en aanleg van de stopcontacten en lichtpunten
• Stucwerk woning (plafonden en wanden)
• Aanbouw slaapkamers op 1e verdieping aan tuinzijde. De aanbouw is 1,5 meter en een balkon van 1,5 meter.
• Schoorsteenverwijdering tot aan het dak
• Aanbrengen gipsplaten voor plafond en de stucwerk
• Beoordelen/verwijderen draagpaal in de woonkamer
De sloopwerkzaamheden hoeft u niet mee te nemen, dit gaan wij zelf doen.”
2.4.
[eisers] heeft op een later moment aan Ailant doorgegeven de afmetingen van de aanbouw te willen wijzigen van 3,5 naar 4,0 bij 6,0 meter.
2.5.
Ailant is op 20 november 2019 begonnen met de werkzaamheden. De piketpalen en heipalen zijn die dag in de grond gebracht.
2.6.
Op 25 november 2019 is de funderingsbalk uitgegraven.
2.7.
Op 27 november 2019 heeft [eisers] Ailant de sleutel van de woning gegeven.
2.8.
Ailant heeft op 3 december 2019 het beton van de funderingsbalk van de aanbouw gestort. Diezelfde dag heeft [eisers] aan Ailant een elektraplan gemaild.
2.9.
Op 6 december 2019 is het beton voor de vloer van de aanbouw gestort.
2.10.
[eisers] heeft Ailant op 11 december 2019 de tekeningen voor het leidingwerk en de elektra voor de badkamer en de keuken aangeleverd.
2.11.
Op 12 december 2019 heeft Ailant [eisers] de constructieberekeningen gemaild voor een aanbouw van 4,0 bij 6,0 meter.
2.12.
Op 9 januari 2020 is de stalen balk voor de aanbouw geleverd.
2.13.
Op 22 januari 2020 heeft [eisers] Ailant via Whatsapp bericht dat een muurtje van de aanbouw was omgevallen.
2.14.
Op 24 januari 2020 heeft een door [eisers] ingeschakelde deskundige, de heer [deskundige] van ZNEB, de werkzaamheden geïnspecteerd.
2.15.
Op 2 februari 2020 heeft [eisers] aan Ailant laten weten een juridisch adviseur te willen raadplegen.
2.16.
Achmea Rechtsbijstand heeft op 11 februari 2020 aan Ailant geschreven dat zij [eisers] bijstaat.
2.17.
Ailant heeft op 14 februari 2020 aan Achmea Rechtsbijstand een e-mail gestuurd waarin zij aan Achmea het volgende schrijft:
“(…)
Ik wil nogmaals benadrukken dat als er totale duidelijkheid is, wij deze werkzaamheden zo snel als mogelijk zullen aanvangen en uitvoeren.
(…)”
2.18.
Op 19 februari 2020 heeft ZNEB de werkzaamheden nogmaals geïnspecteerd.
2.19.
Op 25 februari 2020 zijn er twee toezichthouders Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Rotterdam langs geweest bij [eisers] en hebben in hun rapport het volgende geconcludeerd:
  • “De stalen bint, welke de vloerbalken van de eerste verdieping draagt, is onvoldoende en incorrect gestempeld;
  • Het binnenspouwblad is onvoldoende en incorrect gestempeld;
  • Het buitenspouwblad is onvoldoende en incorrect gestempeld;
  • Beide zijwanden van de uitbouw zijn niet verankerd en staan daardoor los;
  • Elektrische bedrading staat in contact met regenwater.”
2.20.
Op 17 maart 2020 verschijnt het rapport van ZNEB waarin zij het volgende heeft geconcludeerd:
  • “De tijdelijke verankeringen/schoren van de vrijstaande wanden zijn niet aangebracht (…);
  • Ter plaatse van de rechterzijgevel is geen isolatie aangebracht tegen het binnenspouwblad. Dit is op zich nog geen gebrek omdat de aanbouw nog niet voltooid was. Wij achten het gezien de beperkte ruimte van 30 cm echter wel nagenoeg onmogelijk om in deze tussenruimte nog deugdelijk isolatiemateriaal (…) te bevestigen;
  • op meerdere plaatsen zijn de cementbaarden in de spouw tot tegen de isolatieplaten verwerkt (…);
  • (…) Wij zijn van mening dat er wel voldoende stempels waren aangebracht doch dat de plaatsing van de stempets niet correct was uitgevoerd. De stempels waren niet verankerd aan de onderconstructie en waren niet onderling gekoppeld zowel niet bij de tweede expertise (…) als bij de eerste expertise (…);
  • [eisers] deelde ons mede dat bij de aanvoer van het materiaal en materieel van de paalfundering de linkerzijgevel van de garage werd beschadigd door Ailant. Wij hebben niet kunnen vaststellen hoe en wie exact de schade heeft veroorzaakt. Wij constateerden onthecht en ingedrukt metselwerk ongeveer 50 cm onder de nok ter plaatse van de kantpannen (…);
  • Ter plaatse van de achtergevel was een elektraleiding aanwezig die volgens [eisers] verbonden was met de elektra-installatie van de woning (…). Deze leiding was niet veilig afgedopt/afgeschermd.;
  • De kalkzandsteen binnenbladen van de zijgevels van de aanbouw waren niet waterpas uitgevoerd. Met name de wand aan de linkerzijde had een kromming. Wij maten middels een digitaal waterpas afwijkingen van circa 1,0%, (…), hetgeen neerkomt op een scheefstand van circa 1 cm/m. Voorts dienen volgens de verwerkingsvoorschriften van gelijkwaardige materialen zoals bijvoorbeeld Calduran Kalkzandsteen (…) onder de kalkzandsteenblokken kimblokken of een kim met kimmortel te worden toegepast. In het onderhavige geval was geen kim onder de klakzandsteen wanden toegepast (…).
De lijmmortel dient vol en zat te worden aangebracht, zowel in de lintvoegen als in de stootvoegen. Wij constateerden dat dit niet bij alle kalkzandsteenblokken het geval was (…). Voorts kenmerken wij middels visuele waarneming dat overvloedige lijmresten niet waren verwijderd (…);
-
Op de eerste verdieping constateerden wij scheuren in de binnenwand van de kleine slaapkarper aan de achterzijde (…). De scheuren hadden een trapsgewijs tracé, de voegen van de blokken/stenen volgend (…). in de betonnen vloer rand, gelegen onder de binnenwand, constateerden wij scheuren welke wij kenmerkten als scheuren ten gevolge van doorbuiging van de vloerconstructie (…).
(…)
Resumé
- Gerealiseerde werkzaamheden en geleverde materialen, inclusief btw (bijlage D) € 28.306,00
- Herstelkosten voor herstel schades/gebreken, inclusief btw € -9.269,00
Totaal inclusief btw € 19.037,00”
2.21.
[eisers] heeft een andere aannemer ingeschakeld die een offerte van € 62.498,92 heeft uitgebracht voor herstelwerkzaamheden en het afmaken van het werk dat Ailant nog niet had uitgevoerd.
2.22.
Op 15 april heeft [eisers] Ailant aangeschreven. In die brief laat hij weten de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden, namelijk met uitzondering van de al door Ailant verrichte werkzaamheden, tegen een bedrag van € 19.037,00.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert betaling van € 62.498,92. Hij legt hieraan ten grondslag dat Ailant is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eisers] en dat hij daarom de overeenkomst gedeeltelijk mocht ontbinden. [eisers] heeft een andere aannemer in moeten schakelen om herstelwerkzaamheden uit te laten voeren en om het werk dat Ailant niet heeft uitgevoerd, af te laten maken. De kosten hiervan bedroegen € 62.498,92 en Ailant moet dat bedrag vergoeden, aldus [eisers] .
3.2.
Ailant betwist dat zij is tekortgeschoten. Daarnaast stelt zij dat zij haar werkzaamheden mocht opschorten, omdat zij vreesde dat [eisers] haar betalingsverplichting niet na zou komen.
in reconventie
3.3.
Ailant vordert betaling van € 34.784,37. Zij stelt dat [eisers] op grond van de overeenkomst in totaal € 84.534,37 aan haar verschuldigd is. [eisers] heeft € 50.627,42 betaald, zodat hij haar nog € 34.784,37 moet betalen. [eisers] betwist dat.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie hierna gezamenlijk worden besproken.
[eisers] mocht de overeenkomst partieel ontbinden
4.2.
[eisers] stelt de overeenkomst gedeeltelijk te hebben ontbonden op 15 april 2020. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is vereist dat Ailant is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat sprake is van verzuim.
Tekortkomingen
4.3.
[eisers] stelt dat Ailant gebrekkig werk heeft afgeleverd en dat hij meer heeft betaald dan dat Ailant aan werkzaamheden heeft verricht. Ter onderbouwing heeft [eisers] het rapport van ZNEB (productie 9 inleidende dagvaarding) en het rapport van de gemeente (productie 10 inleidende dagvaarding) overgelegd.
4.4.
Allereerst stelt Ailant dat het rapport van ZNEB buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat er geen hoor en wederhoor is toegepast. Volgens haar is het rapport bovendien partijdig. De rechtbank volgt Ailant hierin niet.
Ailant stelt dat zij is niet uitgenodigd voor de expertise op 24 januari 2020, maar zij was wel aanwezig op het moment dat de expertise plaatsvond. Zij heeft er toen zelf voor gekozen om na vijf minuten te vertrekken. Bovendien heeft zij nadien nog stukken kunnen opsturen die de deskundige in zijn rapport heeft meegenomen. De deskundige heeft daarmee bij het opstellen van zijn rapport voldaan aan de vereisten van hoor en wederhoor. Van partijdigheid is in elk geval ten aanzien van de gemeente geen sprake. De gemeente is een onafhankelijke partij; zij heeft in haar rapport nagenoeg dezelfde constateringen gedaan als ZNEB.
4.5.
Uit beide rapporten is op te maken dat Ailant veel van de overeengekomen werkzaamheden nog niet had uitgevoerd, en dat zij veel van de werkzaamheden die wel zijn uitgevoerd gebrekkig heeft uitgevoerd. ZNEB heeft de gerealiseerde werkzaamheden en geleverde materialen gewaardeerd op € 28.306,00 en de schade begroot op € 9.269,00. Ailant geeft toe dat het werk nog niet af was en voert aan dat dit de door ZNEB geconstateerde gebreken verklaart. Uit de rapporten volgt echter dat ZNEB er rekening mee heeft gehouden dat de werkzaamheden nog niet waren voltooid. Zo staat in het rapport:
“Wij hebben de uitgevoerde werkzaamheden van [eisers] aanschouwd en deze visueel beoordeeld. Wij constateerden de navolgende gebreken/schades, waarbij wij tevens opmerken dat de werkzaamheden nog niet waren afgerond. Met andere woorden, wij hebben het ontbreken van onderdelen, zoals bijvoorbeeld isolatie, folie, stalkozijnen en voegwerk (nog) niet als een gebrek gekenmerkt.”De constateringen in het rapport (zie 2.20) van ZNEB zijn dus gebreken op zichzelf en niet te wijten aan het feit dat de werkzaamheden nog niet waren voltooid.
4.6.
Ailant voert verder aan dat zij de muur had verankerd en de elektraleiding had afgedopt. Ze vermoedt dat [eisers] of zijn vader deze handelingen ongedaan heeft gemaakt. Het blijft echter bij een vermoeden, want dat hier sprake van is geweest, blijkt nergens uit. Van Ailant had verwacht mogen worden dat zij meer zou onderbouwen dat zij deze werkzaamheden wel degelijk had uitgevoerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat Ailant de muur niet goed heeft verankerd en de elektraleiding niet heeft afgedopt.
4.7.
Tot slot betwist Ailant schade te hebben aangebracht aan de garage. ZNEB vermoedt dat de schade is ontstaan bij het aanvoeren van materiaal door Ailant met een kraan, maar heeft dit niet kunnen vaststellen. Dat ZNEB vervolgens wel constateert dat Ailant verantwoordelijk is voor de schade, volgt de rechtbank niet. Zoals gezegd is een vermoeden voor de rechtbank onvoldoende om iets als vaststaand aan te nemen.
4.8.
Met uitzondering van de schade aan de garage is Ailant dus op alle in 2.20 genoemde punten tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Verzuim
4.9.
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Hiervan is sprake als partijen een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83, aanhef en onder a, BW, zijn overeengekomen. [eisers] stelt dat partijen 20 december 2019 als fatale opleverdatum zijn overeengekomen. Ailant betwist dat. Zij voert aan dat zij bij het uitbrengen van offerte 1 tegen [eisers] heeft gezegd dat de werkzaamheden voor Kerst konden worden afgrond, mits alles goed zou gaan.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat partijen geen fatale opleverdatum zijn overeengekomen. [eisers] verwijst naar de geluidsopname die hij heeft overgelegd (productie 4 inleidende dagvaarding), maar hieruit valt niet op te maken dat Ailant heeft toegezegd dat op 20 december 2019 alle werkzaamheden klaar zouden zijn. Uit de offertes en nadere correspondentie blijkt ook niet dat partijen 20 december 2019 als fatale datum zijn overeengekomen. Sterker nog, uit het handelen van [eisers] zelf volgt dat 20 december 2019 geen harde termijn was. Hij heeft immers meerdere keren wijzigingen doorgegeven, zoals de afmetingen van de aanbouw; het was voorzienbaar dat dergelijke wijzigingen voor vertraging zouden zorgen. Daarnaast heeft [eisers] op 3 december 2019 de tekeningen van de elektra aan Ailant verstrekt en op 11 december 2019 de tekeningen voor het leidingwerk van de badkamer en de keuken. Dat is kort voor de datum van 20 december 2019, zodat Ailant in ieder geval de werkzaamheden aan de bestaande woning realistisch bezien niet voor die datum kon voltooien.
4.11.
Er was dus geen fatale opleverdatum overeengekomen, en er had nog geen oplevering plaatsgevonden op het moment dat [eisers] de overeenkomst ontbond. Nakoming door Ailant was dus nog mogelijk. Op grond van artikel 6:80 lid 1 onder b BW treden de gevolgen van niet-nakoming zoals ontbinding echter al in vóór opeisbaarheid als [eisers] uit een mededeling van Ailant heeft mogen begrijpen dat zij in de nakoming zou tekortschieten.
4.12.
Ailant erkent dat het werk nog niet af was en dat zij op 14 februari 2020 per e-mail haar werkzaamheden heeft opgeschort. Zij beroept zich in dat kader op artikel 6:263 lid 1 BW. Dat artikel bepaalt dat Ailant haar werkzaamheden mocht opschorten als zij goede grond had om te vrezen dat [eisers] zijn betalingsverplichtingen niet zou nakomen.
4.13.
Het verweer van Ailant slaagt niet. Artikel 6:263 lid 2 BW bepaalt namelijk dat opschorting slechts toegelaten is voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt. Op 14 februari 2020 had [eisers] tenminste een bedrag van € 50.627,42 aan Ailant betaald, terwijl uit het rapport van ZNEB volgt dat Ailant op dat moment nog niet voor dat bedrag aan werkzaamheden had verricht. Het door [eisers] betaalde bedrag stond dus niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden, zodat er geen sprake is van een tekortkoming van zijn kant. De opschorting van Ailant was dus niet gerechtvaardigd. Dat leidt tot de conclusie dat Ailant met haar mededeling dat zij niet meer zou nakomen, van rechtswege in verzuim is geraakt.
4.14.
Het bovenstaande brengt mee dat aan alle vereisten van artikel 6:265 BW is voldaan. [eisers] heeft de overeenkomst dan ook op 15 april 2020 rechtsgeldig (gedeeltelijk) buitengerechtelijk ontbonden.
4.15.
De gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst bevrijdde partijen van de resterende verbintenissen. Dat betekent dat [eisers] het restant van de prijs van de overeengekomen werkzaamheden niet meer hoeft te betalen. De vordering van Ailant in reconventie wordt dan ook afgewezen.
Vergoeding van de wel uitgevoerde werkzaamheden
4.16.
[eisers] heeft de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden; ten aanzien van de wel correct uitgevoerde werkzaamheden is hij het daarmee corresponderende deel van de overeengekomen aanneemsom verschuldigd. De rechtbank moet dus beoordelen hoeveel [eisers] Ailant verschuldigd was en hoeveel [eisers] in totaal al heeft betaald.
4.17.
Uit het rapport van ZNEB volgt dat de uitgevoerde werkzaamheden en de geleverde materialen € 28.306,00 waard zijn. [eisers] stelt dat hij € 55.093,00 heeft betaald, maar Ailant betwist dat. [eisers] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt bankafschriften van geldopnames overgelegd (productie 5 inleidende dagvaarding). Uit de bankafschrijvingen is echter niet op te maken dat al het opgenomen geld ook aan Ailant betaald is. Uit het betalingsoverzicht van Ailant (productie 22 verzetdagvaarding) blijkt dat [eisers] tenminste € 50.627,42 heeft betaald. Voor het overige bedrag (€ 4.465,58) is niet komen vast te staan dat [eisers] dat heeft betaald. De rechtbank gaat daarom uit van het betalingsoverzicht van Ailant.
4.18.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aan de kant van Ailant een ongedaanmakingsverbintenis is ontstaan tot terugbetaling aan [eisers] van (€ 50.627,42 - € 28.306,00 =) € 22.321,42.
Ailant moet de schade van [eisers] vergoeden
4.19.
[eisers] vordert betaling van de factuur van de andere aannemer die hij heeft moeten inschakelen, maar de som van die complete factuur is niet de door [eisers] geleden schade. De rechtbank gaat ervan uit dat [eisers] heeft bedoeld vergoeding van zijn schade te vorderen zoals bedoeld in artikel 6:277 BW.
4.20.
Volgens artikel 6:277 lid 1 BW geldt in beginsel dat Ailant verplicht is de schade van [eisers] te vergoeden omdat geen wederzijdse nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. De omvang van deze schadevergoeding moet worden vastgesteld door met elkaar te vergelijken enerzijds: de hypothetische situatie waarin [eisers] zou hebben verkeerd bij een in alle opzichten onberispelijke wederzijdse nakoming: en anderzijds: de feitelijke situatie waarin [eisers] na ontbinding van de overeenkomst verkeert.
4.21.
[eisers] stelt dat hij een bedrag van in totaal € 50.000,00 had moeten betalen als Ailant alle overeengekomen werkzaamheden (deugdelijk) had uitgevoerd. Ailant betwist dat bedrag.
4.22.
Op 4 november 2019 heeft Ailant een offerte uitgebracht van € 44.037,95 (hierna: offerte 1). In offerte 1 zijn alleen de werkzaamheden opgenomen die zien op de uitbouw (initieel 3,0 bij 6,0 meter). Niet in geschil is dat deze offerte in delen is opgeknipt. Voor de werkzaamheden waarvoor [eisers] in zijn e-mail van 11 november 2019 opdracht heeft gegeven en de latere wijziging van 3,5 naar 4,0 bij 6,0 meter uitbouw, heeft Ailant de volgende offertes en facturen overgelegd:
  • Offerte 2: fundering uitbouw voor € 15.106,85 (onderdeel offerte 1),
  • Offerte 3: verbouwingswerkzaamheden in de bestaande woning voor € 25.205,08,
  • Offerte 4: wijzigingen afmetingen uitbouw van 3,5 naar 4,0 bij 6,0 meter voor € 4.846,17,
  • Offerte 5: Wijzigingen schuifpui en hoekraam voor € 2.616,54,
  • Offerte 6: wijzigingen staalwerk vanwege gewenste toekomstige dakopbouw op 1e verdieping voor € 2.788,98,
  • Offerte 7: werkzaamheden loodgieter voor € 2.050,05,
  • Offerte 8: elektrische installatie volgens door [eisers] aangeleverde tekeningen voor € 2.988,70,
  • Aanvullende factuur: derde afvalcontainer voor € 877,42.
4.23.
De genoemde werkzaamheden in de offertes komen overeen met de werkzaamheden waarvoor [eisers] in zijn e-mail van 11 november 2019 opdracht gaf en de wijziging van de afmetingen van de uitbouw naar 4,0 bij 6,0 meter, maar [eisers] voert aan dat hij de offertes 3 tot en met 8 niet heeft ontvangen. Daarnaast voert hij aan dat de prijs van offerte 1 een richtprijs was.
4.24.
Zelfs als sprake was van een richtprijs, dan wist [eisers] dat hij voor een uitbouw van 3,0 bij 6,0 meter ongeveer rekening moest houden met een bedrag van € 44.037,95. De wijzigingen aan de uitbouw en de verbouwingswerkzaamheden in de bestaande woning vielen niet binnen de prijs van offerte 1, omdat de opdracht hiertoe pas is verstrekt nadat offerte 1 al was uitgebracht. Gelet op de omvang van de verbouwingswerkzaamheden aan de bestaande woning waarvoor [eisers] opdracht heeft gegeven en het feit dat de uitbouw zoals [eisers] die initieel had willen hebben al ongeveer € 44.037,95 zou kosten, had [eisers] redelijkerwijs niet van Ailant mogen verwachten dat zij deze werkzaamheden en de uitbouw met wijzigingen voor een bedrag van € 50.000,00 zou realiseren.
4.25.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat partijen een vaste prijs hebben bepaald bij het aangaan van de overeenkomst. [eisers] is daarom de prijs zoals genoemd in de offertes of anders een redelijke prijs voor de overeengekomen werkzaamheden verschuldigd (artikel 7:752 lid 1 BW). Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
4.26.
De door Ailant gewoonlijk bedongen prijzen volgen uit de overgelegde offertes. Deze prijzen komen de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank gaat daarom uit van de prijzen zoals vermeld in de offertes en facturen met een totaalbedrag van € 85.411,79.
4.27.
Als de overeenkomst was uitgevoerd zoals overeengekomen, dan had [eisers] dus € 85.411,79 moeten betalen. Echter, de feitelijke situatie is dat [eisers] Ailant heeft betaald, de overeenkomst gedeeltelijk heeft ontbonden en vervolgens een andere aannemer heeft moeten inschakelen om de resterende werkzaamheden te verrichten en de door Ailant veroorzaakte schade te herstellen. De totaalkosten hiervan zijn € 61.800,92 [1] + € 50.627,42 [2] - € 22.321,42 [3] = € 90.106,92.
4.28.
De schade die [eisers] heeft geleden is dus € 90.106,92 - € 85.411,79 = € 4.695,13. Dat bedrag is Ailant aan [eisers] verschuldigd.
Ailant moet in totaal € 27.016,55 aan [eisers] betalen
4.29.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Ailant in totaal € 27.016,55 (€ 22.321,42 + € 4.695,13) aan [eisers] verschuldigd is. De vordering van [eisers] wordt dan ook tot dat bedrag toegewezen.
Ailant is buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
4.30.
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijk incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt verder vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Aangezien een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, te weten € 1.045,17.
Ailant wordt veroordeeld in de proceskosten
in conventie
4.31.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie wordt [eisers] in de proceskosten veroordeeld. Deze worden aan de kant van [eisers] als volgt begroot:
  • dagvaarding € 100,89
  • griffierecht: € 900,00
  • salaris advocaat:
totaal: € 2.442,89
in reconventie
4.32.
Als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie wordt Ailant in de proceskosten veroordeeld. Omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie wordt het toe te kennen salaris gehalveerd. De proceskosten aan de kant van [eisers] wordt begroot op € 360,50 (1,0 punten × tarief III € 721,00 × factor 0,5).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het vonnis van deze rechtbank op 19 augustus 2020 gewezen onder zaak- en rolnummer C/09/596094 HA-ZA 20-681;
en opnieuw rechtdoende:
in conventie
5.2.
veroordeelt Ailant om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eisers] een bedrag van € 27.016,55 te betalen;
5.3.
veroordeelt Ailant tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 1.045,17 aan buitengerechtelijke kosten;
5.4.
veroordeelt Ailant in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot aan vandaag begroot op € 2.442,89, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, als de kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn voldaan;
5.5.
veroordeelt Ailant in de nakosten van [eisers] , begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, en als er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden begroot op ook nog € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af;
5.9.
veroordeelt Ailant in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot aan vandaag begroot op € 360,50;
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.

Voetnoten

1.Inclusief herstelkosten, maar exclusief de kosten voor het repareren van de garage.
2.Werkelijk betaald.
3.Wordt terugbetaald uit hoofde van de hiervoor beoordeelde ongedaanmakingsverbintenis.