In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een minderjarige door de stiefouder, alsook een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van de minderjarige, die de Bulgaarse nationaliteit heeft, niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor adoptie zoals gesteld in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat de minderjarige in de toekomst nog steeds iets van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, wat een vereiste is voor adoptie. De vader heeft aangegeven contact met de minderjarige te willen onderhouden, en de minderjarige heeft ook bevestigd dat zij contact met hem op prijs stelt. Hierdoor kan niet worden geoordeeld dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, en wordt het verzoek tot adoptie afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende gronden zijn om verzoeker samen met de moeder te belasten met het gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen verzoeker en de minderjarige, en dat verzoeker en de moeder gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gedragen, ondanks dat hun relatie inmiddels is beëindigd. De rechtbank heeft besloten om af te wijken van de wettelijke termijn van drie jaar voor eenhoofdig ouderlijk gezag, omdat dit in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in die van verzoeker, zodat zij dezelfde naam heeft als de overige gezinsleden. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, zoals vastgelegd in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.