ECLI:NL:RBDHA:2022:11672
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot nakoming van toevertrouwing minderjarige in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die de ouders zijn van de minderjarige [naam01]. De vrouw vorderde nakoming van een eerdere rechterlijke beslissing waarin was bepaald dat de minderjarige aan haar zou worden toevertrouwd. De man had echter geweigerd om hieraan uitvoering te geven, wat leidde tot de procedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er gewijzigde omstandigheden zijn, aangezien de minderjarige al meer dan vijf maanden bij de man woont en daar gewend aan is geraakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om de huidige leefsituatie niet te veranderen, vooral gezien de aanstaande echtscheidingsprocedure waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zal worden vastgesteld. De vordering van de vrouw werd afgewezen, omdat zwaarwegende belangen van de minderjarige zich verzetten tegen een onmiddellijke overdracht aan de vrouw. De voorzieningenrechter benadrukte dat de wil van de minderjarige, hoewel niet doorslaggevend, wel in overweging moest worden genomen. De beslissing om de vordering af te wijzen werd ook ondersteund door de noodzaak om de stabiliteit van de minderjarige te waarborgen in afwachting van de uitkomst van de echtscheidingsprocedure.