ECLI:NL:RBDHA:2022:11671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL22.6203 en NL22.6210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod; motiveringsgebrek inreisverbod; ongegrond beroep tegen TKB en MvB

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.6203 en NL22.6210, waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Schoneveld, beroep heeft ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Lorier. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 19 april 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek aangehouden om verweerder de gelegenheid te geven duidelijkheid te verschaffen over de staandehouding van eiseres. Na het indienen van een proces-verbaal van bevindingen door verweerder, heeft eiseres hierop gereageerd en is het onderzoek op 21 april 2022 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres van Nederlandse nationaliteit is en dat het terugkeerbesluit is opgelegd op basis van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de zware gronden zich verhouden tot het risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zware gronden voldoende zijn onderbouwd en dat het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond is.

Wat betreft het inreisverbod heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op de verklaring van eiseres dat zij familie heeft binnen de EU. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het inreisverbod niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep tegen het inreisverbod gegrond verklaard en het inreisverbod vernietigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de maatregel van bewaring, die is opgelegd op basis van dezelfde gronden als het terugkeerbesluit, ongegrond is. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, maar de rechtbank heeft dit standpunt verworpen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.6203 en NL22.6210
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Schoneveld), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiseres de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek aangehouden om verweerder de gelegenheid te bieden duidelijkheid te verschaffen over de staandehouding van eiseres.
Verweerder heeft op dezelfde dag een proces-verbaal van bevindingen aan het dossier toegevoegd. Eiseres heeft hier op 20 april 2022 op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 april 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nederlandse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1987] .
Ten aanzien van het terugkeerbesluit
2. In het terugkeerbesluit heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Eiseres voert aan dat verweerder bij de zware gronden niet heeft gemotiveerd hoe deze zich verhouden tot het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft niet onderbouwd waaruit blijkt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de gronden zich verhouden tot het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de feitelijk niet betwiste zware gronden 3a en 3b voldoende dat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Ook de gemotiveerd grond 4c. is eiseres terecht tegengeworpen. Niet is gebleken dat zij staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), waardoor het risico bestaat dat zij zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken.
5. De zware gronden 3a en 3b en de lichte grond 4c kunnen het terugkeerbesluit zelfstandig dragen en staven al dat er ten aanzien van eiseres een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen is. Het geschilpunt gericht tegen de zware grond 3d behoeft daarom geenbespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van het inreisverbod
6. Eiseres voert aan dat het inreisverbod onvoldoende is gemotiveerd. Er is niet ingegaan op haar verklaring dat ze familie heeft binnen de EU. Het inreisverbod is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Bij de motivering van het inreisverbod is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de verklaring van eiseres dat ze familie heeft in de EU. Het inreisverbod is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd en is in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat het beroep in zoverre gegrond is en het inreisverbod zal worden vernietigd.
Ten aanzien van de maatregel van bewaringDe staandehouding
8. Eiseres voert aan dat niet valt te controleren of de staandehouding is gebaseerd op
een strafrechtelijke bevoegdheid of een vreemdelingrechtelijke bevoegdheid. Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen dat na de zitting aan het dossier is toegevoegd, acht eiseres daarvoor onvoldoende. Hieruit blijkt niet of alle passagiers zijn gecontroleerd of alleen eiseres. Daarnaast ontbreken de namen van de betrokken BOA’s en hun handtekening onder het proces-verbaal.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het aanvullende proces-verbaal van bevindingen de toedracht voldoende inzichtelijk maakt. De aanleiding voor de staandehouding is niet (verkapt) vreemdelingrechtelijk geweest.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Het desbetreffende proces-verbaal vermeldt het volgende:

Op 2 april 2022 omstreeks 12:15 uur kreeg ik, verbalisant [A] , samen met mijn collega [B] de melding om te gaan naar het busstation, te [adres] . Aldaar zouden Buitengewoon opsporingsambtenaren van de busmaatschappij [busmaatschappij] , een persoon staande hebben zonder identiteitsbewijs en daarbij de hulp van de politie hebben gevraagd.
Ter plaatse sprak ik, verbalisant [A] , met de controleurs van [busmaatschappij] . Ik hoorde de controleurs vervolgens verklaren dat:
Zij een vervoerscontrole hadden uitgevoerd in de bus;
Uit controle bleek dat de persoon wel een ov-chipkaart bij zich te had, echter was de ov- chipkaart niet ingecheckt;
Wij hierop besloten de vrouw staande te houden;
Wij wilde controleren of de vrouw al vaker had gereisd zonder in te checken; De vrouw zich vervolgens niet kon legitimeren;
De vrouw alleen een naam op gaf;
Wij de opgegeven naam niet konden verifiëren;
De vrouw vervolgens ook geen medewerking wilde verlenen;
Wij hierop hebben besloten om de politie in te schakelen om haar identiteit te achter halen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen voldoende dat geen sprake is geweest van een (verkapte) vreemdelingenrechtelijke staandehouding. Het proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt op ambtseed. Dat de namen van de BOA’s en hun handtekening niet onder het proces-verbaal staan, acht de rechtbank daarom niet relevant. De beroepsgrond slaagt niet.
De ophouding
11. Eiseres voert aan dat de ophouding te lang heeft geduurd. De ophouding is aangevangen om 10:00 uur en zou dan uiterlijk tot 16:00 uur mogen duren. Onder de maatregel van bewaring staat dat deze om 16:58 uur is opgelegd, wat te laat is. Verweerder heeft een aanvullend proces-verbaal toegevoegd aan het dossier, waarin staat dat er sprake is van een verschrijving. De juiste tijd had 15:58 moeten zijn. Eiseres heeft het tijdstip van de elektronische handtekening van de maatregel echter niet zelf kunnen controleren.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Ter zitting heeft verweerder de elektronische handtekening gecontroleerd. De maatregel van bewaring is om 15:50 uur elektronisch ondertekend. Dit bevestigt de lezing van verweerder dat het tijdstip dat is vermeld in de maatregel van bewaring een verschrijving betreft. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
De gronden van de maatregel van bewaring
13. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. De gronden van de maatregel van bewaring zijn dezelfde als die van het terugkeerbesluit. De rechtbank heeft de geschilpunten over deze gronden al besproken onder 4. en 5. en verwijst kortheidshalve daarnaar. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarendheid
14. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Verweerder heeft slechts twee vertrekgesprekken gehouden, waarin alleen is gezegd dat eiseres een medewerkingsverplichting heeft. Eiseres zit ten tijde van de zitting al 16 dagen in bewaring en verweerder heeft geen handelingen verricht die zien op terugkeer. Het standpunt van verweerder ter zitting dat terugkeer lastig is omdat de identiteit van eiseres nog niet is vastgesteld, vindt eiseres onvoldoende. Dit is bij vergelijkbare zaken geen belemmering om een laissez-passer (LP) aan te vragen. Door geen LP-aanvraag op te starten, heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft aangegeven dat ze een Nederlands paspoort heeft en dat ze een vriendin van haar heeft gevraagd om dit te komen brengen. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat dit paspoort op korte termijn voorhanden zou zijn en dat er daarom (nog) geen LP-traject gestart hoefde te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is vooralsnog niet gebleken van onvoldoende voortvarend handelen. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het inreisverbod gegrond;
  • vernietigt het inreisverbod;
  • verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
28 april 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden
ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.