ECLI:NL:RBDHA:2022:11631
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag omwisseling Brits rijbewijs voor Nederlands rijbewijs door RDW
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) over de afwijzing van zijn aanvraag voor een Nederlands rijbewijs. De eiser had zijn Nederlands rijbewijs omgewisseld voor een Brits rijbewijs bij zijn verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk en verzocht nu om omwisseling van zijn verlopen Britse rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs. De RDW heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser niet in Nederland woont, wat in strijd is met artikel 32, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen (Rr).
Eiser heeft in zijn bezwaar aangevoerd dat hij niet de dupe mag worden van de Brexit en dat hij door de coronapandemie niet in staat was zijn Britse paspoort tijdig te verlengen. Hij betoogde dat de RDW sinds de Brexit geen omwisseling van een Brits rijbewijs meer faciliteert en dat de toepassing van artikel 46 van het Rr in zijn geval in strijd is met het vertrouwensbeginsel en de redelijkheid.
De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser onjuist was en dat de Brexit geen invloed had op de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank bevestigde dat eiser niet voldeed aan het woonplaatsvereiste en dat de RDW terecht had gehandeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.