ECLI:NL:RBDHA:2022:11631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omwisseling Brits rijbewijs voor Nederlands rijbewijs door RDW

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) over de afwijzing van zijn aanvraag voor een Nederlands rijbewijs. De eiser had zijn Nederlands rijbewijs omgewisseld voor een Brits rijbewijs bij zijn verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk en verzocht nu om omwisseling van zijn verlopen Britse rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs. De RDW heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser niet in Nederland woont, wat in strijd is met artikel 32, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen (Rr).

Eiser heeft in zijn bezwaar aangevoerd dat hij niet de dupe mag worden van de Brexit en dat hij door de coronapandemie niet in staat was zijn Britse paspoort tijdig te verlengen. Hij betoogde dat de RDW sinds de Brexit geen omwisseling van een Brits rijbewijs meer faciliteert en dat de toepassing van artikel 46 van het Rr in zijn geval in strijd is met het vertrouwensbeginsel en de redelijkheid.

De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser onjuist was en dat de Brexit geen invloed had op de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank bevestigde dat eiser niet voldeed aan het woonplaatsvereiste en dat de RDW terecht had gehandeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/621

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], te Spanje, eiser

(gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. H. Venhuizen en mr. J. Choufoer – van der Wel).

Procesverloop

Met het besluit van 18 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een nieuw Nederlands rijbewijs afgewezen.
Met het besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 2 november 2022. Daaraan namen deel de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft zijn Nederlands rijbewijs bij een verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk omgewisseld voor een Brits rijbewijs. In de bezwaarprocedure heeft hij aangegeven in Spanje te wonen. Eiser verzoekt zijn Britse rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. Verweerder heeft dat verzoek afgewezen omdat eiser niet in Nederland woont.
Wat vindt verweerder?
2. In artikel 32, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen (Rr) is bepaald dat, indien het een aanvraag betreft als bedoeld in de artikelen 44 tot en met 48, de aanvrager in Nederland woonachtig te dient te zijn. Eiser doet een aanvraag om omwisseling van zijn Britse rijbewijs op grond van artikel 46 van het Rr.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan het vereiste dat hij in Nederland woonachtig is. Hij was ten tijde van de aanvraag in het Verenigd Koninkrijk woonachtig en ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in Spanje. Eiser kan bij de Spaanse autoriteiten een aanvraag om een rijbewijs doen.
Wat vindt eiser?
3. Eiser vindt dat artikel 46 van het Rr buiten toepassing moet blijven, omdat hij niet de dupe mag worden van de Brexit. Doordat zijn Brits rijbewijs is verlopen kan hij dit niet omwisselen voor een Spaans rijbewijs. Hij kan het Britse rijbewijs niet verlengen, omdat hij niet meer in het Verenigd Koninkrijk woont. Door de coronapandemie kon hij zijn Britse paspoort niet eerder tijdig verlengen.
Eiser stelt dat verweerder sinds de Brexit kennelijk geen omwisseling van een Brits rijbewijs in een Nederlands rijbewijs meer faciliteert. Door artikel 46 van het Rr tegen eiser in te roepen handelt verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en de redelijkheid en de billijkheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Het standpunt van eiser dat verweerder geen omwisseling van een Brits rijbewijs in een Nederlands rijbewijs meer faciliteert, is onjuist. Op grond van artikel 46 van het Rr is het in beginsel mogelijk een Brits rijbewijs waarvan de geldigheidsduur is verlopen om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. Eiser voldoet echter niet aan het daarvoor geldende vereiste van artikel 32, tweede lid, van het Rr dat hij in Nederland woonachtig moet zijn.
4.2.
Verweerder heeft gelijk dat de Brexit op de afwijzing van eisers aanvraag geen invloed heeft gehad. Ook indien het Verenigd Koninkrijk nog tot de Europese Unie zou behoren of als zodanig zou worden aangemerkt, zou eisers aanvraag zijn afgewezen. In die situatie zou zijn aanvraag om omwisseling van het rijbewijs zijn gebaseerd op artikel 45 van het Rr en ook voor omwisseling op grond dat artikel geldt het vereiste van artikel 32, tweede lid, van het Rr dat de aanvrager in Nederland woonachtig moet zijn.
4.3.
Voor eisers stelling dat analoog gekeken kan worden naar de regeling zoals deze geldt voor inwoners van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bestaat geen grond. Bovendien geldt voor omwisseling van rijbewijzen afgegeven in een van deze eilanden voor een Nederlands rijbewijs ook dat de aanvrager in Nederland woonachtig moet zijn.
4.4.
Artikel 46 in verbinding met artikel 32, tweede lid, van het Rr geeft verweerder geen ruimte om op grond van een evenredigheidstoets toch aan eiser een rijbewijs af te geven. De stelling dat dit artikel buiten toepassing moet blijven volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder in verweerschrift heeft aangegeven is artikel 32, tweede lid, van het Rr een omzetting van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs. Deze Richtlijn gaat in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, en in de artikelen 11 en 12 uit van het woonplaatsvereiste. De enkele stelling van eiser dat deze Richtlijn in strijd is met het feit dat mobiliteit een basisvoorwaarde is waaraan de interne markt van de Europese Unie moet voldoen, dwingt verweerder niet om het woonplaatsvereiste uit deze Richtlijn buiten toepassing te laten. Bovendien vermeldt de preambule onder 2 van de Richtlijn dat die beoogt het vrij verkeer van personen binnen de EU te bevorderen.
4.5.
Het beroep is ongegrond.
4.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.