ECLI:NL:RBDHA:2022:11626
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 mei 2022 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL22.6010), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was.
Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en is op 18 mei 2022 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.