ECLI:NL:RBDHA:2022:11619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL22. 1017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.D. de Wit, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd was ingetrokken met terugwerkende kracht. Na het indienen van het bezwaar heeft de Staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en de verblijfsvergunning verlengd tot 8 januari 2027. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De Staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 759,-. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, die de veroordeling in proceskosten regelen. Aangezien de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- en heeft tevens bepaald dat de Staatssecretaris het griffierecht van € 184,- dat verzoeker heeft betaald, moet vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van de artikelen 8:84, 8:75a en 8:83 van de Awb. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Bestuursrecht zaaknummer: NL22. 1017
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.D. de Wit), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: 1m. D. Meier).

Proces verloop

In het besluit van 13 januari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid als zelfstandige van verzoeker ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf8 januari 2020.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In het besluit van 8 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van verzoeker verlengd van 8 januari 2020 tot 8 januari 2027.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voor21emng ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij bereid is de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van€ 759,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
zaaknumrner: NL22.1017 2
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van
€ 759,- met een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van €184,- dat verzoeker heeft betaald aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt verweerder tot betaling van€ 759,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht dat verzoeker heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
zaaknummer: NL22.1017 3
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 april 2022

Documentcode: [nummer]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.