ECLI:NL:RBDHA:2022:1160
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Roemenië
In de zaak tussen de verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris niet in behandeling was genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 28 januari 2022 in Middelburg, waar de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. A.R.J. Maas, en een tolk, N. Gorges. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.C.M. van der Mark. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.20419).
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak is gedaan in de andere zaak, wat de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.