ECLI:NL:RBDHA:2022:11589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL21.11903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres met betrekking tot politieke vervolging en geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiseres, die vreesde voor vervolging in haar thuisland vanwege politieke redenen. De eiseres had haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 maart 2022, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een tolk aanwezig geweest.

De eiseres heeft verklaard dat zij in Nigeria vreest voor represailles van de moordenaars van haar vader, die om politieke redenen is vermoord. Daarnaast vreesde zij voor een voodoopriester en voor besnijdenis. De staatssecretaris heeft echter de verklaringen van de eiseres over de moord op haar vader en de ontvoering als ongeloofwaardig beoordeeld, terwijl de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte deze verklaringen ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres geen bewijs heeft overgelegd ter onderbouwing van haar claims en dat haar verklaringen niet overeenkomen met openbare informatie.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres gegrond verklaard, omdat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, dat door de staatssecretaris in een aanvullend besluit was hersteld. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11903

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [v-nummer 1]

mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2018, V-nummer: [v-nummer 2]
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2019, V-nummer: [v-nummer 3]
(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Berk).

ProcesverloopBij besluit van 30 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 januari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit aangevuld [1] .
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Cuijpers.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, naar eigen zeggen geboren op [geboortedag 3] 1990 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft asiel in Nederland aangevraagd omdat zij in Nigeria vreest voor de moordenaars van haar vader, die hem om politieke redenen hebben vermoord en eiseres na de moord hebben ontvoerd, verkracht en met de dood hebben bedreigd. Ook vreest eiseres in Nigeria voor de voodoopriester van het voodooritueel dat zij heeft ondergaan en waarbij zij een eed heeft afgelegd voor haar vertrek naar Europa in 2015. Ten slotte vreest eiseres voor besnijding en de algemene situatie.
2. Verweerder heeft eiseres het voordeel van de twijfel gegeven ten aanzien van de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder acht de verklaringen van eiseres over het voodooritueel en de afgelegde eed, over het zijn van een niet besneden vrouw en over de algemene situatie in Nigeria geloofwaardig. De geloofwaardig bevonden elementen zijn volgens verweerder echter onvoldoende zwaarwegend voor verlening van een verblijfsvergunning asiel. De verklaringen van eiseres over de moord op haar vader, de verkrachting en de bedreiging van eiseres na de moord acht verweerder ongeloofwaardig.
In het aanvullend besluit van 20 januari 2022 heeft verweerder geloofwaardig geacht dat de dochter van eiseres geen vorm van besnijdenis heeft ondergaan. De vrees van eiseres dat haar dochter bij terugkeer naar Nigeria een gedwongen besnijdenis zal moeten ondergaan, is volgens verweerder echter niet aannemelijk.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres vindt dat de door verweerder in het bestreden besluit aangevoerde argumenten de afwijzing van haar asielaanvraag niet kunnen dragen. Verweerder heeft ten onrechte en op onjuiste gronden de moord op haar vader en de ontvoering van eiseres ongeloofwaardig geacht. Ook stelt verweerder ten onrechte dat de vrees van eiseres voor de voodoopriester een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Eiseres en haar dochter lopen in Nigeria namelijk een risico op besnijdenis.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid asielrelaas
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de moord op haar vader vanwege politieke motieven ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres geen enkel document heeft overgelegd ter onderbouwing van haar verklaringen dat haar vader is overleden en dat hij in de verkiezingstijd in 2015 activiteiten voor de politieke partij [politieke partij] ( [politieke partij] ), dan wel voor een bepaalde kandidaat had verricht. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit naar openbare informatiebronnen verwezen waaruit valt af te leiden dat de verklaringen van eiseres over de gestelde activiteiten van haar vader voor de betreffende kandidaat niet juist kunnen zijn omdat deze kandidaat ten tijde van de verkiezingen van 2015 aan een andere politieke partij dan de [politieke partij] verbonden was. Bovendien is de [politieke partij] pas in 2013 opgericht, terwijl eiseres heeft verklaard dat haar vader al in 2007 of 2008 actief werd voor de [politieke partij] . Het betoog op zitting dat sprake is geweest van een zodanige fluïde overgang van een andere politieke partij naar de [politieke partij] dat eiseres niet verweten kan worden dat zij de partijen en jaartallen door de war heeft gehaald, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Eiseres heeft niet onderbouwd dat van een dergelijke fluïde overgang sprake was en dit volgt ook niet uit de door verweerder aangehaalde openbare informatiebronnen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat voor het geloofwaardigheidsoordeel niet relevant is hoe de politieke partij van de betreffende kandidaat toen heette. De problemen van eiseres zijn begonnen vanwege de politieke activiteiten van haar vader en verweerder stelt niet ten onrechte dat de omstandigheid dat haar verklaringen over de politieke partij en kandidaat waarvoor haar vader actief was niet overeenkomen met openbare informatie afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Verweerder stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over waar zij was ten tijde van de gestelde moord op haar vader. Uit de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor volgt dat zij ten tijde van de moord in april 2015 in haar ouderlijke huis in [plaats 1] woonde, terwijl zij in het eerste gehoor heeft verklaard dat zij vanaf eind 2014 woonde bij haar tante in [plaats 2] . Verweerder heeft ten slotte ook niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat eiseres na de moord op haar vader is meegenomen door drie mannen, dat zij is verkracht en dat zij haar hebben bedreigd.
Zwaarwegendheid geloofwaardig geachte elementen
6. Verweerder heeft zich verder op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege de geloofwaardig geachte elementen van het relaas een reëel risico loopt op schade of een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM in Nigeria.
6.1
Verweerder heeft in het voornemen uitgebreid gemotiveerd dat eiseres haar gestelde vrees voor represailles door de voodoopriester en voor besnijdenis niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft in de zienswijze en in de beroepsgronden dit standpunt van verweerder niet gemotiveerd betwist. De gehoorverslagen bevatten ook geen aanknopingspunten dat eiseres door de voodoopriester, of iemand anders in Nigeria, wordt gezocht. Daarbij komt dat al in het voornemen is gemotiveerd dat de huidige traditionele leider de al uitgevoerde rituelen in de staat Edo heeft ingetrokken en de geheimhouding voor die rituelen heeft ontbonden. Eiseres heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten in Nigeria tegen eventuele represailles geen bescherming kunnen bieden. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat er in Nigeria anti-mensenhandelwetgeving van kracht is, die in 2015 nog is uitgebreid met onder andere de toekenning van meer bevoegdheden aan aanklagers en een verzwaring van de minimumstraffen. [2]
6.2
Verweerder heeft verder deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres niet kan worden gevolgd in haar gestelde vrees voor besnijdenis. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat besnijdenis in haar familie, of in de bevolkingsgroep waartoe haar echtgenoot behoort, voorkomt. Verweerder heeft in het aanvullend besluit van 20 januari 2022 met verwijzing naar het Algemeen ambtsbericht Nigeria [3] ook deugdelijk gemotiveerd waarom de vrees voor besnijdenis van de dochter van eiseres niet aannemelijk wordt geacht. In dit kader kent de rechtbank gewicht toe aan het gegeven dat zowel eiseres als haar partner tegen de besnijding van eiseres of haar dochter zijn en niet valt in te zien dat zij zich hiertegen niet zouden kunnen verzetten.
Conclusie
7. Niet in geschil is dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, welke verweerder middels het aanvullende besluit van 20 januari 2020 heeft hersteld. De rechtbank zal om die reden het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, en bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht geheel in stand blijven.
8. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht richt het beroep zich ook tegen het besluit van 20 januari 2022.
2.Algemeen ambtsbericht Nigeria, 8 oktober 2015, pag. 74 en 76.
3.Algemeen ambtsbericht Nigeria, 31 maart 2021, pag. 82, 84, 85, 88 en 89.