ECLI:NL:RBDHA:2022:11578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
SGR 22/79
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op WIA-uitkering wegens niet doorlopen wachttijd en verschillende ziekteoorzaken

Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Servicepunt71, eiseres, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), verweerder. De zaak betreft de afwijzing van een WIA-uitkering aan een werkneemster die zich in verschillende periodes ziek heeft gemeld. De rechtbank oordeelt dat de wachttijd voor de WIA-uitkering niet is doorlopen, omdat de ziekteperioden niet hoofdzakelijk dezelfde klachten betroffen. De werkneemster had zich op 2 januari 2019 ziek gemeld, maar na herstel meldde zij zich opnieuw ziek op 16 maart 2020 en later op 9 november 2020. Het UWV heeft vastgesteld dat de derde ziekteperiode grotendeels werd veroorzaakt door een andere ziekteoorzaak dan de eerste en tweede ziekteperiode. Eiseres betwistte dit en stelde dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de wachttijd op 26 april 2021 niet is doorlopen, en dat eiseres daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en wijst erop dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/79

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Servicepunt71, gevestigd in Leiden, eiseres

(gemachtigde: mr. M. de Koning),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. C. Nobel).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]uit [woonplaats] , werkneemster
(gemachtigde: mr. V.L. van Es).

Procesverloop

Met het besluit van 4 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster per 26 april 2021 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met het besluit van 25 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Werkneemster is het eens met het UWV. Zij heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Geen toestemming delen medische gegevens

1. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werkneemster.

Wat er aan deze procedure voorafging

2. Werkneemster werkte als financieel adviseur bij eiseres. Zij heeft zich op 2 januari 2019 ziekgemeld voor dit werk. Na haar hersteld melding op 11 maart 2020 heeft zij zich op 16 maart 2020 opnieuw ziek gemeld. Werkneemster kreeg een ZW [1] -uitkering en aansluitend een WAZO [2] -uitkering. Aansluitend op deze uitkering heeft zij zich op 9 november 2020 opnieuw ziekgemeld en een ZW-uitkering ontvangen.
3. Vervolgens heeft het UWV beoordeeld of werkneemster recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA.
4. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het UWV met het primaire besluit de aanvraag om een WIA-uitkering afgewezen, omdat de wachttijd op 26 april 2021 nog niet is doorlopen. Volgens de verzekeringsarts wordt de derde ziekteperiode grotendeels veroorzaakt door een andere ziekteoorzaak dan het geval was in de eerste of tweede ziekteperiode.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts terecht gesteld dat er per 9 november 2020 geen sprake was van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak als per 2 januari 2019 en per 16 maart 2020. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het UWV ten onrechte heeft beslist dat de wachttijd voor de wet WIA niet is doorlopen. Er is volgens haar bij alle drie de ziekmeldingen tenminste sprake van arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. Hierdoor moeten de verschillende ziekteperioden samengeteld worden in de periode vanaf 2 januari 2019.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de wachttijd niet is doorlopen. Hierbij is van belang de vraag of de ongeschiktheid na de ziekmelding van 9 november 2020 wel of niet redelijkerwijs geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak als de ongeschiktheid na de eerste en tweede ziekmelding. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wettelijk kader

8. Uit artikel 23 van de Wet WIA volgt dat, voordat een verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet, een wachttijd geldt van 104 weken. Uit het derde lid van dit artikel volgt dat bij het bepalen van de wachttijd de periode in aanmerking wordt genomen en samengeteld waarin recht bestaat op ziekengeld als bedoeld in de ZW en de daarop berustende bepalingen, indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin een WAZO-uitkering wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid voorafgaande aan en de ongeschiktheid aansluitende op die periode redelijkerwijs niet geacht kunnen worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

Wat de rechtbank vindt

9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat de wachttijd op 26 april 2021 niet is doorlopen. De rechtbank zal dat uitleggen.
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over werkneemster zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
11. De verzekeringsarts heeft het dossier met daarin onder andere informatie van de bedrijfsarts en de behandelaar van werkneemster bestudeerd en haar op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en was aanwezig op de hoorzitting, waar werkneemster ook was. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van werkneemster, de gegevens uit het medisch dossier en de informatie uit de hoorzitting betrokken in hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een afzonderlijk rapport gereageerd op de beroepsgronden van eiseres. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Beoordeling wachttijd
12. Niet in geschil is dat er bij werkneemster sprake is van opeenvolgende ziekteperioden, ingaand op 2 januari 2019.
13. De rechtbank stelt verder vast dat tussen partijen niet in geschil is dat werkneemster de gehele periode vanaf 2 januari 2019 last had van deels dezelfde klachten en dat die geleid hebben tot beperkingen ten aanzien van haar werk. Bij de tweede en derde ziekmelding werden deze initiële klachten uitgebreid met andere klachten.
14. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is welke weging aan de verschillende klachten moet worden gegeven. Om vast te stellen of er sprake is van dezelfde ziekteoorzaak, zoals bedoeld in artikel 23, derde lid van de wet WIA, moet naar het oordeel van de rechtbank worden gekeken naar de dominantie van de klachten. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen en het rapport van de MJB Advies van 28 mei 2020 volgt dat werkneemster na de tweede ziekmelding, naast de al bestaande klachten, vooral andere klachten had, die een aanmerkelijk grotere invloed hadden op de arbeidsongeschikt dan de al bestaande klachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de initiële klachten ook nog steeds aanwezig na de derde ziekmelding, maar mede gezien de functie van werkneemster vormen deze klachten geen dusdanige beperkingen dat deze leiden tot arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de initiële klachten gedurende de gehele periode van opeenvolgende ziekmeldingen de hoofdzakelijke oorzaak van de arbeidsongeschiktheid zijn geweest. Dat de bedrijfsarts wel beperkingen heeft aangenomen voor de initiële klachten maakt dat niet anders. Daar vloeit namelijk niet uit voort dat deze klachten gedurende de hele periode van opeenvolgende ziekmeldingen de hoofdzakelijke oorzaak van de arbeidsongeschiktheid zijn geweest.
15. De rechtbank is daarom van oordeel dat op 9 november 2020 sprake is van hoofdzakelijk een andere ziekteoorzaak. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beslist dat de wachttijd niet is doorlopen en dat eisers daarom per 26 april 2021 geen recht had op een WIA-uitkering.

De conclusie van de rechtbank

16. Het UWV heeft terecht geoordeeld dat werkneemster per 26 april 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat de wachttijd op die datum niet is doorlopen.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Ziektewet.
2.Wet arbeid en zorg.