Overwegingen
1. Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij op 8 april 2017 heeft deelgenomen aan een protest tegen de regering. Zij is daarbij opgepakt en acht uur lang in een busje rondgereden en vastgehouden, terwijl zij werd bedreigd, mishandeld en verkracht door twee militairen. Eiseres is die avond in de buurt van haar huis afgezet. Op 10 april 2017 heeft eiseres met een advocaat een document opgesteld over deze gebeurtenis, maar geen aangifte gedaan. Vier dagen na de gebeurtenis kwamen twee mensen in burger langs die zeiden dat ze wisten van de aangifte van eiseres. Tijdens haar vakantie van september 2017 tot december 2017 in de Verenigde Staten is de vader van eiseres door de
twee militairen bedreigd. Eiseres is na haar terugkeer ook door hen bedreigd. In 2018 heeft eiseres weer meegedaan aan demonstraties, maar daarbij geen problemen ondervonden.
Vanaf januari 2019 tot half maart 2019 is haar moeder bezocht door de twee militairen en door de politie vanwege haar deelname aan protesten in het verleden. Eiseres vreest bij terugkeer voor problemen met de autoriteiten in Venezuela.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- 1. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- 2. problemen tijdens deelname protest en ontvoering op 8 april 2017;
- 3. problemen als gevolg van gebeurtenissen van 8 april 2017.
4. Verweerder acht de identiteit, de nationaliteit, de herkomst van eiseres en de problemen tijdens haar deelname aan het protest en de ontvoering op 8 april 2017 wel geloofwaardig, maar de problemen als gevolg van de gebeurtenissen op 8 april 2017 (asielelement 3) niet geloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiseres over het opstellen van het document van aangifte en over de gestelde bedreigingen vaag, inconsistent en tegenstrijdig verklaard. Verder heeft eiseres na haar binnenkomst in Nederland volgens verweerder zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk om asiel gevraagd. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.1
5. Eiseres voert – samengevat – aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet voldoet aan het traumatabeleid.2 Verder heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom haar problemen als gevolg van de gebeurtenissen op 8 april 2017 ongeloofwaardig zijn, nu in het besluit belangrijke argumenten zijn komen te vervallen. Eiseres betwist ook dat zij over de bedreigingen tegenstrijdig of inconsistent heeft verklaard. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat bij haar geen sprake is van een beschermingswaardige politieke overtuiging en handelt verweerder niet consequent. Eiseres doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en verwijst hiervoor naar andere zaken van politieke vluchtelingen uit Venezuela, waarin verweerder wel asielvergunningen heeft verleend.
Oordeel rechtbank Traumatabeleid
6. Eiseres voert aan dat zij in aanmerking komt voor bescherming op grond van het traumatabeleid, omdat zij binnen zes maanden nadat zij was verkracht door militairen naar de Verenigde Staten is vertrokken. Eiseres ziet niet in waarom haar terugkeer naar Venezuela een contra-indicatie is voor het niet voldoen aan het traumatabeleid. Volgens eiseres is verweerder ook onvoldoende ingegaan op het doel van de regeling in samenhang met haar persoonlijke omstandigheden.
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Zie paragraaf C2/3.3 Vreemdelingencircula ire 2000.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres weliswaar binnen zes maanden na de verkrachting uit Venezuela is vertrokken, maar in november 2017 weer is teruggekeerd naar Venezuela. Daarna heeft eiseres nog tot 27 augustus 2018 zonder problemen in Venezuela verbleven. In augustus 2018 is eiseres naar de Verenigde Staten vertrokken om met haar toenmalige vriend op vakantie te gaan. In december 2018 is eiseres naar Nederland gekomen voor vakantie en om de familie van haar vriend te bezoeken. Volgens verweerder komt eiseres daarom niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd en terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet op grond van het traumatabeleid in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Hoewel geloofwaardig is dat eiseres is verkracht door de militairen3, heeft verweerder uit de verklaringen van eiseres terecht afgeleid dat dit voor eiseres geen reden is geweest om haar land van herkomst te verlaten. Uit die verklaringen blijkt dat eiseres na de traumatische gebeurtenis tweemaal naar de Verenigde Staten is vertrokken voor vakantie en voor verblijf bij familie, maar dat zij beide keren weer naar Venezuela is teruggekeerd. Eiseres heeft verklaard dat zij in september 2017 een reis naar de Verenigde Staten heeft gemaakt met haar moeder. Die reis was voor vakantie. Het verblijf heeft langer geduurd omdat eiseres in Venezuela problemen had en haar vader wilde dat zij wat langer in de Verenigde Staten bleven, totdat de situatie wat rustiger was. Haar tweede vertrek uit Venezuela was voor vakantie met haar Nederlandse vriend. Eiseres is daarna haar vriend gevolgd naar Nederland. Met haar verklaringen over de reden van vertrek heeft eiseres het causaal verband tussen het trauma met haar vertrek uit land van herkomst niet aangetoond. Bovendien heeft eiseres ook niet verklaard dat de traumatische gebeurtenis de reden was waarom zij Venezuela had verlaten. Eiseres heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de traumatische gebeurtenis aanleiding is geweest voor vertrek uit het land van herkomst. Eiseres heeft gesteld dat zij minderjarig was toen zij voor de eerste keer naar de Verenigde Staten vertrok en haar verkrachting toen niet durfde en kon bespreken met haar familie. Zij moest daarom naar Venezuela terugkeren vanwege haar minderjarigheid. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarin geen reden heeft hoeven zien om aan te nemen dat zij buiten haar schuld niet binnen zes maanden is vertrokken en evenmin om op grond daarvan af te wijken van zijn beleid. De verklaringen van eiseres geven geen grond om aannemelijk te vinden dat zij in november 2017 is teruggekeerd omdat zij minderjarig was en daarom geen keus had. Verder was eiseres meerderjarig ten tijde van haar tweede vertrek naar de Verenigde Staten en dat vertrek was niet ingegeven door de traumatische gebeurtenis en de omstandigheid dat zij toen niet is teruggekeerd evenmin. Zij is toen niet teruggekeerd omdat zij met haar Nederlandse vriend in Nederland wilde samenwonen. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid relevant asielelement 3
9. Verweerder heeft de ongeloofwaardigheid van dit asielelement in de eerste plaats gebaseerd op de inconsistente verklaringen van eiseres over het opstellen van het document van aangifte. De verklaring van eiseres dat de politieagenten vier dagen later aan de deur zijn geweest, zou volgens verweerder niet kloppen met de datum die op het document van aangifte staat. Verweerder vindt het ook ongerijmd dat eiseres op 13 april 2017 een
3 Verklaring van verweerders gemachtigde op de zitting.
document opstelt en dat zij op 12 april 2017 wordt bedreigd wegens het opstellen van dat document.
10. Eiseres betwist dat zij over het document inconsistent heeft verklaard. Zij stelt dat zij in de dagen na de gebeurtenissen op 8 april 2017 contact heeft gehad met de advocaat, die uiteindelijk op 13 april 2017 een document van aangifte heeft opgesteld. Eiseres heeft dus niet pas op die dag contact had met de advocaat over de gebeurtenissen en haar wens om daar een zaak van te maken.
11. De rechtbank volgt verweerder niet dat sprake is van een inconsistentie tussen de verklaring van eiseres over het opstellen van het document van aangifte en het document zelf. Het originele document dat eiseres bij haar asielaanvraag heeft overgelegd, is opgesteld in het Spaans en heeft als titel ‘Aangifte tegen militairen bij het protest van 8 april 2017’. Dit document bevat een feitenrelaas van wat op 8 april 2017 is voorgevallen plus een voorval vier dagen later, met vermelding van relevante wetsartikelen. Vermeld wordt dat dit document uit veiligheidsoverwegingen niet is gelegaliseerd ten overstaan van enige autoriteit van de staat Venezuela en dat de namen van de advocaat (als opsteller van dit document) en van de politieagenten (als contactpersonen voor het doen van de aangifte) met opzet niet zijn vermeld. Onderaan dit document staat de datum 10 april 2017 en bovenaan staat de datum 13 april 2017. Uitgaande die beide datums is de verklaring van eiseres dat zij vier dagen na 8 april 2017 door twee mannen in burgerkleding is bedreigd, in de tijd gezien niet inconsistent. Verweerder heeft eiseres op dit punt ook niet doorgevraagd. Zonder een nadere motivering, die hier ontbreekt, heeft verweerder daarom niet kunnen concluderen dat er sprake is van inconsistentie tussen het document en de daarover afgelegde verklaringen van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt.
12. Verweerder heeft verder aan de ongeloofwaardigheid van het asielelement ten grondslag gelegd dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over het aantal bedreigingen. Ook zou eiseres tegenstrijdig hebben verklaard over de personen die haar vader hebben bedreigd en over de dreigementen die in november 2017 aan eiseres zijn geuit.
13. Eiseres voert hiertegen aan dat haar niet is gevraagd naar tijdstippen van de bedreigingen en dat zij over de eerste bedreiging die plaatsvond vier dagen na 8 april 2017 uitgebreid heeft verklaard. Latere bedreigingen vonden enkele maanden later plaats, maar hadden op eiseres minder impact. Eiseres heeft verklaard dat zij na november 2017 niet meer is bedreigd, wat ruimte laat voor haar eerdere verklaring dat zij in november wel is bedreigd. Eiseres betwist dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de personen die haar vader hebben bedreigd en over het aantal bedreigingen.
14. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres verklaart in het vrije relaas van nader gehoor4 het volgende:
Datzelfde jaar, 2017, heb ik een reis gemaakt naar de Verenigde Staten met mijn moeder. Als ik me goed herinner was dat in september. Bij aanvang was het vakantie. Na 15 dagen had mijn vader een gesprek met mijn moeder, dat de reis wat langer moest duren. Omdat mijn vader bedreigingen had gekregen van de personen die me toen hebben vastgehouden tijdens dat protest. Ze hadden er kennis van dat ik op reis was, ik weet niet hoe, maar ze wisten waar ik me bevond. Mijn vader moest
naar een andere stad, waar hij nu nog steeds woont. Ook door zijn werk, maar ook door bedreigingen. En als ik me niet vergis ben ik ongeveer twee maanden daar geweest. Toen ik terug was ontving ik opnieuw bedreigingen. Of ik soms iets van een internationale aangifte gedaan. Opnieuw vroegen ze me om geld omdat ik een reis gemaakt had. Ik heb geweigerd om daar antwoord op te geven en geld af te dragen. Ik heb op een gegeven moment de bedreiging gekregen: ¨maak je nu geen zorgen, maar in de toekomst zullen we wel zien wat er gebeurt¨. In november 2017 heb ik geen bedreiging meer ontvangen, toen begon ik weer mijn normale leven op te pakken. Ik was met mijn studie gestopt naar aanleiding wat er in 2017 was gebeurd. 2018 was niet zo relevant, ik ben wel bij wat protesten geweest, maar daar hebben die problemen zich niet voorgedaan.’
15. De rechtbank ziet in deze verklaringen geen tegenstrijdigheid over de bedreigingen in november 2017. Eiseres beschrijft de bedreigingen die zij na haar terugkeer in november 2017 kreeg en zegt even later dat zij na november geen bedreigingen meer heeft ontvangen. Deze verklaringen hoeven elkaar niet uit te sluiten. Uit die verklaring kan evenzeer worden afgeleid dat er in de maand november 2017 wel een bedreiging is geweest.
16. Over de bedreigingen aan het adres van haar vader heeft eiseres blijkens het nader gehoor5 het volgende verklaard:
U vertelde over bedreigingen met betrekking tot u, en ook met betrekking tot uw vader. Zijn dat dezelfde mensen, of zijn dat verschillende lijnen?
Ik wil er duidelijk over zijn. Mijn vader woonde omwille van zijn werk in een andere stad. Ik woonde met mijn moeder in de stad waar ik dat probleem heb meegemaakt. Het overgrote deel van de bedreigingen kregen mijn moeder en ik. Na dat protest ging ik liever niet het huis uit. Er was één bedreiging toen mijn vader ook aanwezig was, hij was toen alleen thuis, toen kwam er een persoon in burger, en
vroeg naar mij. Mijn vader vroeg wie het was, die persoon zei dat het een vriend van mij was. Mijn vader praatte een beetje met hem mee. Toen zei mijn vader je kunt een boodschap achterlaten of je telefoonnummer, dan zou hij het aan mij geven.
Maar mijn vader wist natuurlijk ook wel dat het geen vriend van mij is.
Dus de bedreigingen aan uw vader zijde zijn iets anders dan de bedreigingen aan uw adres?
De bedreigingen gericht aan het adres van mijn vader: ik was te klein om daar ook angstig van te worden.
U vertelde dat er nieuwe bedreigingen kwamen. Wat voor bedreigingen waren dat, was dat altijd in persoon aan de deur?
Ja, dat klopt, altijd door aan de deur te kloppen. Ik was soms alleen thuis en deed voor niemand de deur open.’
17. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van eiseres over de bedreigingen gericht aan haar vader niet tegenstrijdig zijn met haar verklaringen over de bedreigingen geuit aan haar adres. Gelet op de context van de vraag en de daaropvolgende vraag, is ook niet duidelijk of die bedreigingen zien op dezelfde feitelijke situatie. Eiseres heeft in haar
vrije relaas ook niet verklaard dat er twee personen bij haar vader zijn langsgekomen. Zij heeft later verduidelijkt dat één van de daders is langsgekomen. Verweerder heeft deze vermeende tegenstrijdigheid daarom ten onrechte tegengeworpen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de twee resterende tegenwerpingen onvoldoende zwaarwegend om de ongeloofwaardigheid van asielelement 3 op te kunnen baseren. Dit betekent dat verweerder het asielrelaas met betrekking tot het relevante element 3 ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Fundamentele politieke overtuiging
19. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres in haar verklaringen en gedrag geen blijk heeft gegeven van een fundamentele politieke overtuiging. Verweerder heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat eiseres weliswaar heeft deelgenomen aan demonstraties, maar dat zij verder geen politieke activiteiten heeft uitgevoerd en dat zij geen lid was van een oppositiepartij. Verweerder heeft terecht gesteld dat de enkele aanwezigheid van eiseres bij de protesten onvoldoende getuigt van een fundamentele politieke overtuiging dat wezenlijk onderdeel uitmaakt van haar persoonlijke identiteit. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela nog gevolgen zal ondervinden van haar deelname aan het protest in 2017, nu zij daarna, zonder vrees heeft kunnen deelnemen aan andere protesten en daarvan geen problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft daarbij kunnen meewegen dat eiseres na haar komst naar Nederland eerst om een reguliere verblijfsvergunning heeft verzocht, wat niet wijst op een dringende behoefte aan bescherming om politieke redenen. Pas toen de problemen in het land van herkomst zijn verergerd, heeft eiseres alsnog in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft eiseres daarom niet vanwege haar gestelde politieke overtuiging hoeven aanmerken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
(Toegedichte) politieke overtuiging
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich echter niet, althans zonder nadere motivering, op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres bij terugkeer naar Venezuela geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank kan verweerder weliswaar volgen in zijn standpunt dat eiseres geen lid is van een politieke partij en geen politieke activiteiten als opposante heeft verricht, maar zij heeft wel kenbaar gemaakt dat zij president Maduro en de revolutie niet steunt. Eiseres heeft immers verklaard dat zij het protest steunde waartoe was opgeroepen door de oppositiepartij Voluntad Popular, de partij die zich richt tegen president Maduro. Het was eiseres te doen om het protest te steunen en niet om deel uit te maken van de politieke partij zelf. Het protest is gericht tegen de regering die corrupt is. Dat eiseres geen fundamentele politieke overtuiging heeft, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij daarom niet aan de oppositiepartij gelinkt kan worden en zij daarmee bij terugkeer naar haar land een reëel risico loopt op vervolging door de Venezolaanse autoriteiten.
21. Gelet op het vorenstaande kan de conclusie dat niet aannemelijk dan wel ongeloofwaardig is dat eiseres als politieke opposante te vrezen heeft voor vervolging, niet worden gedragen door de motivering die daarvoor is gegeven. De overwegingen over het
verblijf van eiseres in Venezuela na de gebeurtenis op 8 april 2017 en haar legale uitreis kunnen de beslissing niet alsnog dragen. Ze zijn daarvoor te algemeen en gaan onvoldoende in op de situatie in Venezuela.
22. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel behoeft gelet op voorgaande geen bespreking meer.
23. Gelet op wat verweerder geloofwaardig acht en de gedetailleerde verklaringen over het asielrelaas, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres haar asielrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder moet een nieuw besluit nemen en zal daarbij ook de door eiseres in beroep overgelegde documenten moeten betrekken. Verweerder zal eiseres over die documenten ook moeten horen.
24. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).