ECLI:NL:RBDHA:2022:11554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL22.123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van zelfstandige verblijfsvergunning asiel voor eiseres van Belarussische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een vrouw van Belarussische nationaliteit, voor een zelfstandige verblijfsvergunning asiel. Eiseres had eerder een afhankelijke verblijfsvergunning gekregen, omdat haar echtgenoot een zelfstandige verblijfsvergunning asiel had verkregen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiseres afgewezen, met de motivering dat zij geen risico op vervolging of ernstige schade liep bij terugkeer naar Belarus. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 28 februari 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom zij geen zelfstandige asielvergunning had gekregen. Eiseres wees op haar deelname aan protesten in Belarus en de inval in haar huis door de politie, waarbij zij bedreigd en mishandeld was. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris het relaas van eiseres geloofwaardig vond, maar niet voldoende had onderbouwd waarom eiseres geen zelfstandige asielvergunning zou moeten krijgen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde en dat de aanvraag opnieuw beoordeeld moest worden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen vier weken na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.123
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure ingewilligd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is van Belarussische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989.
Het bestreden besluit
2. De echtgenoot van eiseres heeft een zelfstandige verblijfsvergunning asiel gekregen.1 Verweerder heeft aan eiseres een afgeleide verblijfsvergunning asiel verleend.2 Verweerder vindt het relaas van eiseres geloofwaardig, maar vindt het niet aannemelijk dat eiseres een verdragsvluchteling is of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder vindt het niet aannemelijk dat eiseres door haar deelname aan protesten in de periode van 2017 tot in 2020 problemen krijgt. Eiseres is in 2017 een keer opgepakt, daarna vrijgelaten en heeft nadien geen problemen ondervonden door haar deelname aan protesten. Ook vind verweerder dat uit de inval in het huis van eiseres niet blijkt dat eiseres persoonlijk in de negatieve aandacht staat van de autoriteiten. De inval was immers gericht op de echtgenoot van eiseres
Standpunt eiseres
3. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij stelt dat verweerder haar een zelfstandige asielvergunning had moeten verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of onder b van de Vw. Verweerder vindt haar relaas geloofwaardig en het is niet in geschil is dat zij in de periode van 2017 tot in 2020 deelnam aan demonstraties. Ook is niet in geschil dat er op 16 februari 2021 een inval door de politie plaatvond in het huis van eiseres. Hierbij is eiseres bedreigd en mishandeld. De agenten dreigden dat zij terug zouden komen en dat er dan ernstigere repercussies zouden volgen. Eiseres wijst er op dat uit het ambtsbericht van 7 december 2021 (het ambtsbericht) volgt dat deelnemers aan protesten als zij bij een protest niet direct zijn opgepakt ook later vanwege hun deelname nog een risico op vervolging lopen. Eiseres vindt dat het gelet op de feiten en het ambtsbericht onbegrijpelijk is dat verweerder haar geen zelfstandige asielvergunning heeft toegekend. Ook vindt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij niet voor een zelfstandige asielvergunning in aanmerking komt. Ter zitting heeft eiseres in dit kader gewezen op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 4 oktober 2018.3 Hieruit volgt dat verweerder moet onderzoeken of eiseres vanwege de familieband met haar echtgenoot geen risico op vervolging of ernstige schade loopt.
Procesbelang
4. De rechtbank stelt voorop dat eiseres, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), procesbelang heeft. Eiseres heeft een zelfstandige asielaanvraag ingediend en kan door verlening van de door haar gewenste verblijfsvergunning in een gunstigere positie komen. Een zelfstandige asielvergunning biedt immers een sterker verblijfsrecht dan de nu aan eiseres verleende verblijfsvergunning, die afhankelijk is van het verblijfsrecht van haar echtgenoot.4
Beoordeling door de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het bestreden besluit (impliciet) een afwijzing van de zelfstandige asielaanvraag van eiseres. In het bestreden besluit is namelijk specifiek overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een zelfstandige asielvergunning. Verweerder heeft na vaststelling hiervan doorgetoetst en eiseres een afhankelijke asielvergunning verleend. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een zelfstandige asielvergunning. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij het asielrelaas van eiseres geloofwaardig vindt. Dit betekent dat verweerder volgt dat eiseres heeft deelgenomen aan demonstraties, is opgepakt in verband met haar deelname aan protesten en dat er een inval in het huis van eiseres heeft plaatsgevonden waarbij zij is bedreigd en mishandeld. Gelet op de informatie in het ambtsbericht en op het feit dat verweerder het relaas van eiseres geloofwaardig vindt is naar het oordeel van de rechtbank het standpunt dat eiseres geen risico op vervolging of ernstige schade loopt onvoldoende gemotiveerd. Uit het ambtsbericht volgt dat deelnemers aan protesten ook lang nadien nog vervolgd kunnen worden. De stelling dat eiseres geen risico loopt omdat zij in 2017 is vrijgelaten nadat zij bij een demonstratie was opgepakt, en verder vanwege haar deelname aan protesten geen problemen meer heeft ondervonden is onvoldoende gemotiveerd. Eiseres
heeft in de jaren daarna ook deelgenomen aan protesten en er staat een foto van eiseres in de krant bij een bericht over een protest. Uit het besluit blijkt niet dat verweerder deze omstandigheid in de besluitvorming heeft betrokken. Het standpunt dat uit de inval in het huis niet volgt dat eiseres in de negatieve aandacht staat, omdat de inval gericht was op de echtgenoot van eiseres acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ook onvoldoende gemotiveerd. Uit het arrest van het Hof van 4 oktober 2018 volgt daarnaast dat verweerder ook moet onderzoeken of eiseres door de familieband met haar echtgenoot zelf risico op vervolging of ernstige schade loopt.5 Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder dit heeft onderzocht of zich hier rekenschap van heeft gegeven.
7. Uit wat is overwogen onder 5 en 6 volgt dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek en een zorgvuldigheidgebrek bevat. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal de aanvraag opnieuw moeten beoordelen. Verweerder zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
04 april 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. C.M. Dijksterhuis R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.