ECLI:NL:RBDHA:2022:11547
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod van eiser die terugkeerde naar Georgië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die reeds teruggekeerd was naar zijn land van herkomst, Georgië, met hulp van het Internationaal Organisatie voor Migratie (IOM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk verklaard. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser zijn verblijfsrechtelijke procedures had ingetrokken en geen belang meer had bij de beoordeling van deze besluiten. De rechtbank overwoog dat de inhoud van het terugkeerbesluit geen procesbelang opleverde, aangezien dit besluit was uitgewerkt.
Eiser had echter nog wel belang bij de beoordeling van het beroep tegen het inreisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inreisverbod was gebaseerd op artikel 66, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de asielaanvraag was afgewezen. Eiser voerde aan dat hij gehandicapt is en niet in staat is om in Georgië een prothese aan te schaffen. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd en dat eiser de mogelijkheid had om een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen in verband met medische behandeling.
De rechtbank heeft het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.