ECLI:NL:RBDHA:2022:11547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL22.14985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod van eiser die terugkeerde naar Georgië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die reeds teruggekeerd was naar zijn land van herkomst, Georgië, met hulp van het Internationaal Organisatie voor Migratie (IOM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk verklaard. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser zijn verblijfsrechtelijke procedures had ingetrokken en geen belang meer had bij de beoordeling van deze besluiten. De rechtbank overwoog dat de inhoud van het terugkeerbesluit geen procesbelang opleverde, aangezien dit besluit was uitgewerkt.

Eiser had echter nog wel belang bij de beoordeling van het beroep tegen het inreisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inreisverbod was gebaseerd op artikel 66, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de asielaanvraag was afgewezen. Eiser voerde aan dat hij gehandicapt is en niet in staat is om in Georgië een prothese aan te schaffen. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd en dat eiser de mogelijkheid had om een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen in verband met medische behandeling.

De rechtbank heeft het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14985
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het inreisverbod, ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is vrijwillig met hulp van IOM teruggekeerd naar zijn land van herkomst, Georgië. Daarbij heeft hij zijn verblijfsrechtelijke procedures ingetrokken. Dat betekent dat hij niet langer wenst te worden toegelaten tot Nederland en dus geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het terugkeerbesluit dat tegen hem is uitgevaardigd.
2. Dat de inhoud van het terugkeerbesluit in dit geval van invloed is geweest op de beslissing van verweerder om tegen eiser een inreisverbod uit te vaardigen levert geen procesbelang op voor zover het terugkeerbesluit betreft. Dit besluit is immers uitgewerkt.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk voor zover het gericht is tegen de afwijzing van de asielaanvraag en tegen het terugkeerbesluit.
4. Eiser heeft wel nog belang bij de beoordeling van het beroep voor zover het is gericht tegen het inreisverbod. Eiser heeft immers uitdrukkelijk verklaard het beroep hiertegen te handhaven.
5. De beslissing om tegen eiser een inreisverbod uit te vaardigen volgt uit artikel 66, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, aangezien eisers asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond en aan hem daarbij een vertrektermijn is onthouden.
6. Eiser wijst in beroep nogmaals op zijn medische situatie en herhaalt dat hij gehandicapt is. In zijn zienswijze heeft hij hierover opgemerkt dat hij een been mist en dat hij niet de financiële middelen zou hebben om in Georgië een prothese te laten aanmeten. Verweerder heeft deze omstandigheden betrokken bij het bestreden besluit. Verweerder heeft hierover terecht overwogen dat een en ander niet met documenten is onderbouwd en dat evenmin is gebleken dat eiser in Nederland onder medische behandeling staat. Er is dan ook feitelijk niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn om van het uitvaardigen van een inreisverbod af te zien. Daarnaast bestaat voor eiser de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning in verband met een medische behandeling en daarbij kan hij om opheffing van het inreisverbod verzoeken.
7. Het beroep is in zoverre dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.