ECLI:NL:RBDHA:2022:11544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL22.16093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en indirect refoulement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het Dublin-systeem. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag. Daarbij is het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing, wat inhoudt dat ervan wordt uitgegaan dat Italië de asielaanvraag van eiser zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser in Italië opvang en noodzakelijke zorg zal ontvangen, en dat hij eventuele klachten over de behandeling van zijn aanvraag daar moet indienen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vrees van eiser voor uitzetting naar Eritrea beoordeeld. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is aangenomen dat Italië eiser niet in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal uitzetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn vrees en dat hij zelf heeft besloten Italië te verlaten, wat de conclusie ondersteunt dat Italië bereid is om hem te horen over zijn asielmotieven.

De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om af te zien van de overdracht van eiser aan Italië en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16093
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
2. Ten aanzien van Italië wordt onverkort uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat maakt ervan wordt uitgegaan dat Italië eisers asielaanvraag zal behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen.
3. Aangenomen wordt daarom dat eiser in Italië zal worden opgevangen en de voor hem noodzakelijk zorg zal verkrijgen. Voor zover eiser meent dat Italië zich niet aan de Europese asielrichtlijnen houdt, moet hij daarover klagen in Italië. Niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om te klagen.
4. Verder is in geschil of eiser bij overdracht aan Italië te vrezen heeft voor uitzetting naar Eritrea. Gelet op interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt ervan uitgegaan dat eiser door Italië niet in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] zal worden uitgezet naar Eritrea. Het beschermingsbeleid tussen lidstaten kan verschillen. Als sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid dient dat betrokken te worden bij de vraag of een vreemdeling kan worden overgedragen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling [3] blijkt dat de bewijslast bij de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat er sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid. De rechtbank stelt vast dat eiser geen documenten heeft overgelegd of verklaringen heeft afgelegd die aanleiding kunnen zijn om dit aannemelijk te achten. Verweerder heeft verder terecht gewezen op het feit dat eiser na korte tijd zelf heeft besloten om Italië te verlaten en dat daarom niet gezegd kan worden dat Italië niet bereid is om eiser te horen over zijn asielmotieven.
5. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om af te zien van overdracht van eiser aan Italië.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2576.