ECLI:NL:RBDHA:2022:11544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en indirect refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het Dublin-systeem. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag. Daarbij is het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing, wat inhoudt dat ervan wordt uitgegaan dat Italië de asielaanvraag van eiser zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser in Italië opvang en noodzakelijke zorg zal ontvangen, en dat hij eventuele klachten over de behandeling van zijn aanvraag daar moet indienen.
Daarnaast heeft de rechtbank de vrees van eiser voor uitzetting naar Eritrea beoordeeld. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is aangenomen dat Italië eiser niet in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal uitzetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn vrees en dat hij zelf heeft besloten Italië te verlaten, wat de conclusie ondersteunt dat Italië bereid is om hem te horen over zijn asielmotieven.
De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om af te zien van de overdracht van eiser aan Italië en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.