ECLI:NL:RBDHA:2022:11543
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking beroep asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, ingediend op 2 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 27 september 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien verweerder de asielaanvraag van verzoeker heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.