ECLI:NL:RBDHA:2022:11542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL22.16275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens niet verschijnen bij gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser had op 18 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris buiten behandeling gesteld omdat eiser niet was verschenen bij de gehoorprocedures op 4 mei 2022 en 2 augustus 2022. Eiser had de mogelijkheid gekregen om binnen twee weken uitleg te geven voor zijn afwezigheid, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens de zitting op 28 oktober 2022, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat niet in geschil was dat eiser zonder opgaaf van redenen niet was verschenen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag buiten behandeling had gesteld op basis van artikel 30c van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16275
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.16276, op 28 oktober 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een asielaanvraag buiten behandeling worden gesteld als de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
2. Niet in geschil is dat eiser zonder opgaaf van redenen niet is verschenen voor de start van de algemene asielprocedure en evenmin bij zijn nader gehoor (op 4 mei 2022 en op 2 augustus 2022).
3. In het voornemen tot het nemen van het bestreden besluit heeft eiser de gelegenheid gekregen om binnen twee weken tekst en uitleg te geven voor het niet verschijnen bij het gehoor. Eiser heeft dat echter niet gedaan. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom terecht buiten behandeling gesteld. De aangevoerde beroepsgronden zien op het niet verschijnen bij MediFirst en op de reden voor eiser om asiel te vragen. Deze gronden doen niets af aan de buitenbehandelingstelling.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.