ECLI:NL:RBDHA:2022:11539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
NL22.16606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake asielaanvraag en Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser is niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep onmiddellijk na de zitting ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat eiser niet had bestreden dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat was voor zijn asielaanvraag. In het bestreden besluit had verweerder gemotiveerd gereageerd op de bezwaren van eiser tegen zijn overdracht aan Duitsland. De rechtbank concludeerde dat, gezien het claimakkoord, de aanname bestond dat de Duitse autoriteiten het asielverzoek van eiser zouden behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. Eiser had niet gemotiveerd betwist dat hij niet in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zou worden uitgezet naar Polen.

Verder stelde de rechtbank vast dat eiser, voor zover hij beweerde dat zijn rechten in Duitsland geschonden zouden worden, eerst in Duitsland diende te klagen. De rechtbank oordeelde dat het feit dat eiser geen asielgehoor had gehad in Duitsland niet leidde tot een ander oordeel, aangezien eiser zelf had aangegeven niet de intentie te hebben om in Duitsland asiel aan te vragen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16606
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft niet bestreden dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van zijn asielaanvraag.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de door eiser in de zienswijze geuite bezwaren tegen zijn overdracht aan Duitsland. Daarbij is terecht overwogen dat, met het claimakkoord, de aanname bestaat dat de Duitse autoriteiten het asielverzoek van eiser zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat Duitsland eiser niet in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] zal uitzetten naar Polen, om vervolgens via Wit-Rusland naar Jemen te worden teruggestuurd. Eiser heeft dit in beroep niet gemotiveerd betwist.
3. Voor zover eiser stelt dat zijn rechten in Duitsland (zullen) worden geschonden, geldt dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat eiser daarover eerst in Duitsland dient te klagen. Dat eiser geen asielgehoor heeft gehad in Duitsland leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij niet de intentie had om in Duitsland te blijven en daar asiel aan te vragen. Eiser wilde naar Nederland komen.
4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. [3]
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.