Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
Overwegingen
Eiser is geboren op [geboortedag] 1981 en heeft de Iraanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn Azeri etniciteit is gediscrimineerd door de Iraanse overheid en door zijn medeburgers. Als gevolg hiervan is hij politiek betrokken geraakt bij een politieke partij, [politieke partij], (hierna: de partij) die zich inzet voor de rechten van de Azeri-minderheid in Iran. Eiser is in 2005 op de universiteit van Teheran uitgelachen vanwege zijn Farsi accent. Ook mocht hij in 2011 van de Iraanse autoriteiten zijn dochter geen Azeri naam geven. Beide incidenten hebben eiser diep geraakt en waren aanleiding voor eiser om zich vanaf 2011 te verdiepen in de politieke situatie in Iran. Eiser is lid geworden van de partij en heeft in 2015 en 2016 deelgenomen aan drie protesten. Eiser heeft politieke leuzen geroepen tijdens een voetbalwedstrijd op 15 mei 2015 in het stadion van [plaats]. Ook heeft eiser deelgenomen aan de herdenking van de geboortedag van [A] in juli 2016, waarbij hij is gearresteerd en vervolgens drie dagen is gedetineerd. Ook is eiser betrokken geweest bij het protest tegen het opdrogen van Urumiye meer. Op 19 februari 2017 is eiser opnieuw gearresteerd en heeft hij 15 dagen vastgezeten. Eiser is vrijgekomen onder de voorwaarde dat hij de Iraanse autoriteiten zou helpen aan informatie over zijn partij. Eiser heeft Iran vervolgens op legale wijze verlaten. Later hebben de Iraanse autoriteiten hem een uitreisverbod opgelegd. Na twee jaar legaal te hebben verbleven in Turkije, heeft hij Turkije verlaten uit angst voor uitlevering aan Iran.
Beslissing
mr.J.R. van Veen, griffier.